NEDERLAND - Het College van Toezicht Advocatuur pleit voor niet-advocaten als toezichthouders.

05-04-2023 09:17

De minister voor Rechtsbescherming

De heer drs. F.M. Weerwind

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Postbus 20301

2500 EH DEN HAAG

 

Den Haag, 4 april 2023


Betreft: versterking toezicht advocatuur

Geachte heer Weerwind,

Het college van toezicht advocatuur (CvT) heeft de Minister eerder geïnformeerd over de versterking van het toezicht op de advocatuur, laatstelijk in reactie op de brief van de Minister d.d. 26 september2022, met een statement d.d. 27 september 2022. Het CvT wil in deze fase van beleidsvorming metname ingaan op de “blik van buiten” (BvB), met tevens enkele opmerkingen over de samenstelling en de inbedding van de Landelijke Toezichtautoriteit Advocatuur (LTA). Tenslotte volgen enkele opmerkingen over de lokale inbedding van het toezicht. De Algemeen Deken, die qualitate qua lid is vanhet CvT, heeft in de brief namens de algemene raad van de NOvA d.d. 10 maart 2023 over deversterking van het toezicht op de advocatuur reeds een visie gegeven. De Algemeen Deken volstaatmet de verwijzing naar deze visie en zal deze brief om die reden niet ondertekenen. Deze brief wordtderhalve door de Kroonleden van het CvT geschreven en ondertekend.

 

Blik van buiten

Met de BvB beoogt de Minister tegenwicht te bieden aan het risico dat het toezicht op de advocatuur

zich te veel naar binnen keert. De Kroonleden zijn van mening dat een BvB inderdaad kan bijdragen

aan het vinden van de juiste balans tussen onafhankelijkheid van de beroepsgroep en van

onafhankelijkheid van de Staat.

De Minister stelt voor de BvB de volgende taken en bevoegdheden voor:

• BvB kijkt naar de wijze waarop gestalte wordt gegeven aan de positie van de LTA als

onafhankelijke toezichthouder op de advocatuur.

• BvB kijkt naar het beleid van de LTA, in het bijzonder over de wijze waarop toezicht wordt

uitgeoefend overeenkomstig onder meer de Advocatenwet en de Wwft.

• BvB kijkt naar de verantwoording over de opzet, de werking en de effectiviteit van de interne

risicobeheersings- en controlesystemen van de LTA.

• BvB kijkt naar het proces van begroting en financiële verantwoording.

• BvB wordt gehoord bij het vaststellen van het functieprofiel van de voorzitter en de leden van

de LTA.

• BvB zal worden gehoord bij de voordracht voor de benoeming van de leden van de LTA.

• BvB zal worden gehoord bij het vaststellen van een meerjarenbeleidsplan door de LTA.

• BvB zal worden gehoord over het vaststellen van de jaarrekening en de begroting door de

LTA.

• BvB zal worden gehoord bij het vaststellen van het jaarverslag door de LTA.

• In die gevallen waarin de BvB wordt gehoord, reageert de LTA op de bevindingen en maakt

die reactie openbaar.

• LTA moet BvB informeren over gebeurtenissen die het aanzien van het toezicht kunnen

schaden.

 

Voorts is in dit kader nog vermeld dat voorgesteld wordt dat de BvB jaarlijks een werkplan vaststelt,

alsmede een verslag van werkzaamheden, waarin in ieder geval verslag wordt gedaan van het eigen

beleid en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Het verslag wordt

toegezonden aan de minister voor Rechtsbescherming, de LTA, de AR en het CvA. Het verslag wordt

bovendien algemeen verkrijgbaar gesteld.

De Kroonleden achten deze taken en bevoegdheden een goed vertrekpunt. De BvB is aldus bij alle

belangrijke zaken betrokken en openbaarmaking dwingt de LTA en andere NOvA-organen tot

verantwoorde beslissingen. Een rol ten aanzien van openbaarmaking zal bijvoorbeeld een Raad van

Commissarissen niet innemen. Toch menen de Kroonleden dat de positionering van de BvB op

onderdelen versterkt moet worden om afhankelijkheid van de beroepsgroep verder te reduceren. Bij

verschil van inzicht op bovengenoemde punten zijn namelijk in het voorstel van de Minister andere

organen van de beroepsgroep bepalend. Naar het oordeel van de Kroonleden zou de BvB een

sterkere rol moeten hebben bij tenminste benoeming en ontslag van LTA-leden en bij de vaststelling

van jaarrekening en begroting. Gezien de constellatie waarin de Minister zijn voorstellen heeft

geschetst, kunnen de Kroonleden zich vinden in een samenstelling van de BvB op basis van

benoeming bij Koninklijk Besluit op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming. Ook achten

de Kroonleden het passend dat de Minister de begroting en jaarrekening van de BvB goedkeurt.

 

Samenstelling LTA

Waar de Minister stelt dat het bestuur van de LTA zal bestaan uit drie vrijgestelde advocaten, zien de

Kroonleden het belang van advocaten en tevens niet-advocaten in de LTA, zoals in diverse uitingen

herhaald. Dit geeft de mogelijkheid om complementaire noodzakelijke c.q. nuttige expertise toe te

voegen, hetgeen de kwaliteit en de legitimiteit van de LTA ten goede komt. De verhouding tussen

advocaten en niet advocaten is voor de Kroonleden minder van belang, het gaat immers om

complementaire competenties en vaardigheden. Hoewel hiermee bestuurders van buiten naar binnen

worden gehaald, zien de Kroonleden dit overigens niet als een alternatief voor de BvB. De BvB heeft

door samenstelling, taken en bevoegdheden een zekere afstandelijkheid tot de dagelijkse gang van

zaken, die de Kroonleden nodig achten om de benodigde “checks and balances” aan te brengen.

De feitelijke werkzaamheden op gezag van de LTA zullen worden uitgevoerd door functionele

toezichthouders. Het is aan de LTA om de organisatie hiervan in te richten en de juiste mensen te

benoemen. De Kroonleden achten het van belang dat toezichthouders met verschillende

achtergronden in dienst treden van de LTA. Niet alleen gegeven de uiteenlopende aard van de

werkzaamheden (bijvoorbeeld toezicht op de Wwft en de data-analyse die daarop volgt, toezicht op

grote kantoren, sociale advocatuur), maar ook om zo diversiteit in de organisatie te creëren die moet

zorgen voor een breder perspectief op de uitvoering van goed toezicht en moet leiden tot

tegenspraak. Dit kan gerealiseerd worden door in de wet, net als nu, te regelen dat advocaten zich ten

opzichte van de toezichthouders niet kunnen beroepen op hun wettelijke geheimhoudingsplicht en

verschoningsrecht. Daarnaast moet in de wet geregeld worden dat de LTA en deze toezichthouders

beschikken over een van de advocaat afgeleide geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Op die

manier wordt de vertrouwelijkheid van cliëntinformatie gewaarborgd, maar ook dat deze

toezichthouders hun werk kunnen doen, net zoals het CvT dat nu ook moet kunnen doen.

 

Inbedding LTA

De Minister schrijft in genoemde brief dat de LTA een orgaan wordt van de NOvA, dat opereert

onafhankelijk van de andere organen van de NOvA. De argumentatie hiervoor is het zoeken van een

balans: “De advocatuur moet onafhankelijk van de overheid functioneren. Tegelijkertijd heb ik als

Minister van Rechtsbescherming een stelselverantwoordelijkheid voor een goed functionerende

advocatuur, inclusief het toezicht daarop.” De Minister benoemt het risico van inbedding in de NOvA:

“… er (zullen) bepaalde afhankelijkheden van andere organen van de NOvA zijn, maar die zullen tot

een minimum worden beperkt. Indien er bepaalde afhankelijkheden zijn, zullen er voldoende ‘checks

and balances’ worden ingebouwd.” De Kroonleden achten op drie punten versterking van deze

‘checks and balances’ noodzakelijk:

• Het voorstel om de leden van de LTA te laten benoemen en ontslaan door het college van

afgevaardigden (CvA) (weliswaar gehoord de BvB) geeft een brede vertegenwoordiging van

de beroepsgroep een bepalende stem betreffende de samenstelling, kwaliteit en

onafhankelijkheid van de LTA. De Kroonleden achten dit onjuist, ook ten aanzien van de

vertrouwelijkheid die bij dergelijke trajecten een belangrijke rol speelt. De Kroonleden

bepleiten om de benoeming door de AR te doen plaatsvinden, echter op voordracht van de

BvB, zodat de eerder genoemde checks and balances wederzijds ook hierbij goed in acht

worden genomen.

• Bij de vaststelling van de jaarrekening en de begroting moet de LTA de juiste balans vinden

tussen enerzijds het belang van de LTA zelf om voldoende middelen te hebben voor de

adequate uitoefening van het toezicht, en anderzijds het belang van een sobere huishouding,

om de beroepsgroep en daarmee ook indirect de toegang tot het recht niet onnodig te

belasten. Deze afweging mag uiteindelijk niet bij de LTA zelf liggen. De Kroonleden achten het

“horen” van de BvB, zoals de Minister voorstelt, in dit verband te zwak en bepleit dat begroting

en jaarrekening goedkeuring behoeven van de BvB.

• De medewerkers van het bureau dat de LTA zal ondersteunen zullen in dienst zijn van de NOvA. 

 

De Kroonleden achten van belang dat het werkgeversgezag jegens deze medewerkers

uitsluitend door de LTA wordt uitgeoefend. Om afhankelijkheid van de beroepsgroep verder tot

een minimum te beperken is het verkieslijk om het bureau dat de LTA fysiek te huisvesten

buiten het bureau van de NOvA en met eigen bedrijfsmiddelen toe te rusten.

Sinds de genoemde brief van de Minister heeft een debat plaatsgevonden met de Tweede Kamer en

er is ook openlijk discussie gevoerd over de juiste balans tussen onafhankelijkheid van de Staat en

onafhankelijkheid van de beroepsgroep. Daarbij is de inbedding in een ZBO naar voren gebracht als

alternatief dat de LTA onafhankelijk maakt van de beroepsgroep. Om anderzijds de afhankelijkheid

van de overheid tot een minimum te beperken zou de LTA een speciaal ZBO moeten worden met een

minimum aan beïnvloedingsinstrumenten voor de Minister. Met name zouden de in de Kaderwet ZBO

genoemde inlichtingenplicht, beleidsregels en schorsing/vernietiging niet van toepassing moeten zijn.

De Kroonleden zien de beide inbeddingsvarianten (in PBO NOvA of in ZBO) als mogelijk:

• Het voordeel van inbedding in de NOvA is dat de LTA onafhankelijk is van de Staat en dat

daarmee wordt aangesloten bij de bestaande praktijk en inrichting van het toezicht. Het nadeel

is dat een zekere afhankelijkheid van de beroepsgroep blijft bestaan.

• Het voordeel van inbedding in een ZBO is dat de LTA onafhankelijk is van de beroepsgroep

en dat daarmee de mogelijkheid ontstaat om te anticiperen op eventuele toekomstige

ontwikkelingen in samenvoeging van toezichtstaken. Het nadeel is dat een zekere

afhankelijkheid van de Staat blijft bestaan, terwijl overheden vaak partij zijn in rechtszaken

jegens burgers.

De beoordeling van deze voor- en nadelen inclusief de termijn-aspecten achten de Kroonleden een

politieke afweging. Welke inbedding de wetgever ook kiest, voor de Kroonleden is van belang dat de

BvB voldoende onafhankelijk en stevig gepositioneerd en toegerust is jegens de LTA. Dat kan ingeval

van inbedding in de NOvA door het orgaan BvB in te richten, en te versterken zoals de Kroonleden

bepleiten, en ingeval van inbedding door de BvB vorm te geven als een ZBO met een raad van

commissarissen of raad van toezicht. In deze laatste constellatie is het vanuit de beoogde stevigheid

van de BvB en kostenbeheersing voor de Kroonleden ook nog een optie te kiezen voor een

Bestuur/directie model waarbij alle bestuurders niet-uitvoerend zijn. De dagelijkse leiding wordt daarbij

overgelaten aan een directie die door het bestuur wordt benoemd (en kan worden ontslagen).

 

Lokale inbedding toezicht

De Kroonleden achten van het grootste belang dat voor iedereen helder moet zijn bij welke instantie

men terecht kan met een klacht of signaal. Het is aan de LTA om lokale c.q. regionale

toezichthouders aan te stellen die nauwe contacten met de dekens onderhouden, om de interactie en

de samenwerking te borgen. Eveneens is het aan de LTA om bij de aanstelling van toezichthouders

rekening te houden met verschillende expertises (bijvoorbeeld Wwft). Deze toezichthouders kunnen

ook huidige, dan dus oud-dekens zijn die zich daarvoor kwalificeren en geïnteresseerd zijn in een van

de beroepsgroep onafhankelijke functie onder gezag van de LTA. Dit geeft ook continuïteit in kennis

en draagvlak.

 

Transitieperiode

De Kroonleden zien een transitieperiode aanbreken waarin wetgeving zal worden voorbereid en

behandeld. De Kroonleden achten het zinvol dat in deze periode in samenspraak met degenen die

verantwoordelijk zijn voor het huidige toezicht voorbereidingen worden getroffen voor een goede

werking van en een naadloze overgang naar het nieuwe stelsel. Deze voorbereidingen hebben deels

een bedrijfsmatig en deels een bestuurlijk / procesmatig karakter. Het CvT is als onafhankelijk orgaan

beschikbaar om, desgevraagd door de Minister, deze voorbereidingen doelmatig, transparant,

verantwoord en efficiënt in te (doen) richten.

 

Bron : CollegeVanToezichtNOvA.NL

https://www.collegevantoezichtnova.nl/wp-content/uploads/2023/04/20230404-BRIEF-VERSTERKING-TOEZICHT_def.pdf