ADVOCATEN OP TOEVOEGINGSBASIS ONDERBETAALD

21-08-2017 15:41

Die conclusie kan worden getrokken uit de voorlopige bevindingen van de Commissie-Van der Meer die in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie (V & J) kijkt naar de puntentelling in de gefinancierde rechtshulp.

 

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

 

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2017

Bij brief van 29 juni jl. heeft de voorzitter van de commissie evaluatie

puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (hierna: commissie Van

der Meer) mij geïnformeerd over de voorlopige bevindingen van de

commissie. Ik stuur u hierbij deze brief ter informatie (bijlage 1)1

.

In haar brief schrijft de commissie dat uit het kwantitatieve onderzoek, dat

in opdracht van de commissie via het WODC door onderzoeksbureau

Cebeon is uitgevoerd, het beeld naar voren komt van een puntentoekenning

die niet meer in verhouding staat tot de werkelijke tijdsbesteding

door rechtsbijstandsverleners in het stelsel. De commissie heeft de

opdracht gekregen een voorstel te doen dat niet leidt tot verhoging van de

uitgaven. Ik realiseer mij dat dit niet eenvoudig is. Haar inspanning

daartoe waardeer ik daarom zeer. Een substantiële toename van de kosten

van het stelsel ligt niet voor de hand gezien de hoge kosten die reeds met

het Nederlandse stelsel gemoeid zijn. Internationaal gezien heeft

Nederland per inwoner de hoogste jaarlijkse uitgaven aan rechtsbijstand2

.

De voorlopige bevindingen van de commissie heb ik voor nu voor

kennisgeving aangenomen. Na ontvangst van het eindrapport van de

commissie zal ik, mede in het licht van het voorgaande, u een kabinetsreactie

doen toekomen. De commissie verwacht het eindrapport op

25 oktober te kunnen presenteren.

Een afschrift van deze brief heb ik naar de Voorzitter van de Eerste Kamer

gestuurd.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

S.A. Blok

 

==============

 

 

Aan de Minister van Veiligheid en

Justitie

Postbus 20301

2500 EH DEN HAAG

 

Voorlopige bevindingen Commissie evaluatie puntentoekenning

rechtsbijstand

 

Bij brief 28 maart 2017 heb ik u laten weten dat de uitvoering van de opdracht aan de

Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (hierna: de commissie)

meer tijd kost dan vooraf was ingepland. Dit heeft geleid tot een verlenging van de opdracht.

Gelet op de voorlopige bevindingen van de commissie en de resterende tijdsduur tot aan de

geplande overhandiging van het eindrapport aan u heeft de commissie besloten over te gaan

tot een tussentijdse, indicatieve voortgangsrapportage op hoofdlijnen door middel van

onderhavige brief.

Zoals in de voornoemde brief aan u is toegelicht, heeft de commissie zowel een kwalitatief als

kwantitatief onderzoek uitgevoerd, respectievelijk laten uitvoeren (in opdracht van de

commissie via het WODC). De hierna weergegeven voorlopige bevindingen zijn hiervan het

voorlopig resultaat en geven een antwoord op de drie hoofdvragen en enkele deelaspecten.

Deze bevindingen zijn overigens niet limitatief opgesomd, maar geven wel een goed beeld

van de aangetroffen problematiek en van de denk- en oplossingsrichtingen die de commissie

voorstaat.

 

Algemeen

 

Het onderzoek dat de commissie uitvoert heeft als doel om — kort gezegd — een goed beeld te

krijgen van de gemiddelde tijdsbesteding door rechtsbijstandsverleners die werkzaam zijn

binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De vraag naar de gemiddelde

tijdsbesteding is vooral bezien vanuit kwantitatief perspectief. De commissie heeft het

evenwel belangrijk gevonden om naast het cijfermatige beeld ook een grondig kwalitatief

onderzoek te doen om te bezien wat er vanuit dat perspectief over de tijdsbesteding in het

stelsel op te merken valt. In het kwalitatieve onderzoek zijn bevindingen naar voren gekomen

die we met louter cijfermatig onderzoek niet hadden aangetroffen. Deze zijn voor het stelsel

als zodanig evenwel belangrijke bevindingen en houden bovendien rechtstreeks verband met

de tijdsbesteding door rechtsbijstandsverleners in het stelsel. De commissie stelt met

genoegen vast dat de resultaten van beide onderzoeken elkaar ondersteunen.

 

Hoofdvragen aan de commissie

Evalueren van de puntentoekenning in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand

 

Uit het kwantitatieve onderzoek dat in opdracht van de commissie via liet WODC door

onderzoeksbureau Cebeon is uitgevoerd, dringt het beeld op van een puntentoekenning die

niet meer in verhouding staat tot de werkelijke tijdsbesteding door rechtsbijstandsverleners in

liet stelsel. We zien binnen die algemene bevinding weliswaar grote verschillen per

rechtsterrein, maar overall kan de conclusie worden getrokken dat het aantal bestede uren de

het huidige aantal punten sterk overtreft. Voor met name het rechtsterrein personen- en

familierecht loopt de toekenning zelfs exceptioneel uit de pas met de gemiddelde feitelijke

tijdsbesteding.

In het onderzoek van de commissie naar de gemiddelde tijdbesteding zijn conform de

opdracht ook de extra-urenzaken betrokken. De commissie heeft gezien dat de raad voor

rechtsbijstand een streng beleid hanteert voor de afgifte van extra uren in een eerste aanvraag

voor met name het civiele- en bestuursrecht. Voor het strafrecht ligt dit anders, daar worden

vaker ën gemakkelijker extra uren toegekend door de raad. Als er eenmaal extra uren zijn

toegekend dan bestaat de indruk dat de raad over onvoldoende instrumenten beschikt om de

doelmatigheid van de extra uren goed te kunnen beoordelen.

De commissie is van mening dat het beslag dat de extra uren thans leggen op het stelset niet

past in een forfaitair stelsel. De toekenning van extra uren zou in liet stelsel bij uitzondering

moeten plaatsvinden, maar zeker bij strafzaken is dat niet het geval. Daarom is de commissie

voornemens voorstellen te doen die voorzien in een geringer beslag van extra uren op de

totale kosten in het stelsel, in met name strafzaken. Deels zal dat worden gerealiseerd via een

hogere forfaitvergoeding, waardoor de drempel voor extra uren — ieder geval volgens de

huidige extra-urenformule — hoger wordt. Bovendien heeft de commissie voor ogen dat de

middelen anders moeten worden gealloceerd door meer objectieve normen toe te voegen in de

puntentoekenning in strafzaken. Daarbij zal de commissie uiteraard recht doen aan de uren die

gemiddeld genomen door rechtsbijstandsverleners worden besteed.

 

Adviseren over weghalen van de huidige negatieve prikkels, dan wel het toevoegen van

positieve prikkels in de puntenaantallen

 

Er zitten in het stelsel van rechtsbijstand prikkels die bepaald gedrag bevorderen. Een prikkel

is niet per definitie verkeerd; het gedrag kan ook gewenst zijn. We constateren niettemin dat

er prikkels in het stelsel zitten die ongewenst procedeergedrag bevorderen. Het zijn bovendien

prikkels die breed bekend zijn, maar vanwege het ontbreken van een monitorsysteem met

betrekking tot de puntentoekenningen niet aangepakt worden. De commissie zal in het

eindrapport een standpunt innemen over de negatieve prikkels die zij heeft waargenomen en

daarnaast positieve prikkels voorstellen. Bovendien zal de commissie, confonn de opdracht,

een evaluatie- en monitorsysteem voorstellen.

 

Voorstellen doen voor een puntentoekenning binnen het stelsel van gesubsidieerde

rechtsbijstand met of zonder verhoging van de uitgaven: enkele scenario’s

 

De commissie zal per zaakscode laten zien wat de puntentoekenning zou moeten zijn gegeven

de gemiddelde tijdsbesteding in die zaakscode. De commissie zal daarbij voor de

overzichtelijkheid en controleerbaarheid vasthouden aan het uitgangspunt van het stelsel dat

een punt staat voor een gemiddelde tijdsbesteding van een uur — een uitgangspunt waaraan u

ook wilt vasthouden, zo valt op te maken uit de kabinetsreactie op het rapport van de

commissie-Woifsen. Het beeld is — het is al geschetst dat de puntentoekenning op vrijwel

elk onderdeel in het stelsel aanpassing behoeft.

Vervolgens zal de commissie in haar eindrapport enkele scenario’s schetsen, waarbij het

inkomen, het tarief per plint, het jaarlijks aantal declarabele uren en het uitgavenkader de

variabelen zijn. Die scenario’s worden uiteraard doorgereken.d en getoetst. Bij het in beeld

brengen van die noodzakelijke aanpassingen zal de commissie inzichtelijk maken welk effect

het meegegeven uitgavenkader heeft op het gemiddelde inkomen van een in het stelsel

werkzame rechtsbijstandsverlener. Uitgangsplmnten van uw beleid zijn dat een

rechtsbijstandverlener in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand met 1 .200 declarabele

uren een redelijk inkomen op het niveau van het maximum van schaal 12 BBRA moet kunnen

verwerven. Als kostenfactor hanteert u daarbij 42%. Met inachtneming van die

uitgangspunten concludeert de commissie op basis van zowel het kwalitatieve als het

kwantitatieve onderzoek nu al dat voor veel rechtsterreinen geldt dat met het huidige

vergoedingenniveau (het tarief per plint) een inkomen op genoemd niveau niet haalbaar is. De

afstand tot dat inkomen varieert wel per rechtsgebied, waarbij deze het grootst (en fors

afwijkend) is op het terrein van echtscheidingen.

Mocht de uitkomst zijn dat genoemde salarisschaal met de bestaande variabelen niet kan

worden gehaald gegeven het uitgavenkader, dan vermeldt de commissie in het rapport hoe via

aanpassing van de variabelen het beoogde inkomen wel kan worden gehaald. Het is

vervolgens uiteraard aan de wetgever om deze scenario’s te beoordelen en beleidskeuzes te

maken.

 

Enkele deelaspecten van het onderzoek

De puntentoekenning voor consultatie- en verhoorbijstand in de eerste fase

van het strafproces

 

Relevant is dat er een langlopend onderzoek gaande is naar de invoering van het recht op

verhoorbijstand in de eerste fase van het strafproces. De voor vaststelling van een puntental

benodigde kwantitatieve gegevens zullen niet tijdig beschikbaar zijn. Gelet daarop is de

commissie niet in staat een uitspraak te doen over de gemiddelde tijdsbesteding door

advocaten in die fase van het strafproces. Voor wat betreft de puntentoekenning voor

consultatiebijstand heeft de commissie vooralsnog moeten vaststellen dat er onvoldoende

bronnen voorhanden zijn om daarover op verantwoorde wijze een afgewogen standpunt te

kunnen innemen.

Overigens kijkt de commissie met belangstelling uit naar de in opdracht van de raad voor

rechtsbijstand voorbereide applicatie voor piketdiensten.

 

Echtscheiding en de trajecttoevoeging

 

De aan de commissie gebleken onderzoeksresultaten leveren contra-indicaties op voor de

invoering van een trajecttoevoeging in echtscheidingszaken. Uit het onderzoek is onder meer

gebleken dat er slechts in beperkte mate sprake is van vervoigtoevoegingen. De uit het

onderzoek gebleken fors hogere urenbesteding in echtscheidingszaken is voor de commissie

reden om voor te stellen om binnen het bereik van de echtscheidingstoevoeging te gaan

werken met toeslagen voor tijdverhogende factoren.

 

Asielzaken en de trajecttoevoeging

 

In de systematiek van toevoegingen in asielzaken zijn tamelijk recent aanpassingen

aangebracht. Het kwantitatieve onderzoek laat zien dat de variatie binnen asielzaken zeer

groot is. Het aantal varianten (mede als gevolg van liet recente sporenbeleid) is dusdanig

groot dat één forfaitaire vergoeding daar niet bij past. Het onderzoek laat ook zien dat liet

aantal toevoegingen per asielzoeker over een periode van vijfjaar onvoldoende reden geeft

voor invoering van een trajecttoevoeging.

 

Multiproblematiek en de pakkettoevoeging

 

Het bevorderen van een integrale aanpak van problemen die met elkaar samenhangen is

volgens de commissie vooral effectief indien de gehele keten daarbij betrokken wordt: van

eerste lijn tot en met rechterlijke afdoening. Dat geldt juist voor rechtzoekenden die te

kampen hebben met multiproblematiek, omdat daar vaak vele instanties bij betrokken zijn.

Een coördinerende rol daarbij is volgens de commissie primair weggelegd voor gemeenten (in

het bijzonder schuidhuipverlening) en wanneer gemeentelijke voorzieningen ontbreken, voor

rechtshulpverleners in de eerste lijn, met name het juridisch loket. De commissie ziet daarbij

een belangrijke rol weggelegd voor het in ontwikkeling zijnde cliëntvolgsysteem door de raad

voor rechtsbijstand en de beoogde versterking van de rol van het juridisch loket. Deze

ontwikkelingen dragen bij aan vroegtijdige signalering van multiproblematiek en gerichte

doorverwijzing van rechtzoekenden naar advocaten en overige hulpverleners. De commissie

ziet voorts mogelijkheden voor het vergroten van de regierol van de rechter.

De commissie heeft, zowel in het kwalitatieve als in het kwantitatieve onderzoek

geconstateerd dat de bedoelde multiproblematiek als zodanig moeilijk te vatten is in het

toevoegstelsel. Dit heeft met de aard van de toevoegingen te maken. Het komt weliswaar voor

dat er binnen de door de commissie-Woifsen genoemde en aan multiproblematiek

gerelateerde zaakscodes sprake is van meerdere toevoegingen door één rechtzoekende. Het

gaat dan vaak om toevoegingen die zijn afgegeven voor rechtzoekenden die niet per definitie

te kampen hebben met multiproblematiek. Daarnaast is de variëteit in de afgegeven

toevoegingen dermate groot dat één pakkettoevoeging geen recht doet aan de werkzaamheden

die moeten worden geleverd door een advocaat. De dynamiek die achter de cijfers schuil gaat

is substantieel. Deze constateringen leveren volgens de commissie een contra-indicatie op

voor de invoering van een pakkettoevoeging voor multiproblematiek. Dat neemt niet weg dat

maatwerk soms gèboden kan zijn; de commissie zal daar voorstellen voor doen.

 

Periodiek onderhoud

 

In overeenstemming met de opdracht doet de commissie een voorstel voor een periodieke

evaluatie van het vergoedingenstelsel. Gelet op de aangetroffen onevenwichtigheden is dat

ook hard nodig. De commissie maakt in het voorstel een onderscheid tussen een periodieke

grondige evaluatie en een frequentere beperkte periodieke beoordeling van tussentijdse

aanpassingen van de puntentoekenning in de verschillende toevoegcodes.

De commissie zal haar eindrapport op 25 oktober 2017 van 10.30-1 1.30 aan u overhandigen

en toelichten. De commissie is voornemens om haar rapport direct nadien toe te lichten aan de

daarin geïnteresseerde partijen, inclusief de media.

 

Bron: Tweede Kamer

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2017Z10489&did=2017D21801 

 

================================ 

EMLS 

Utrecht / Haaksbergen, 21 augustus 2017