Amsterdam / Maastricht - Onderzoek rechtbank Amsterdam en Universiteit Maastricht naar justitiële samenwerking in strafzaken tussen lidstaten Europese Unie
AMSTERDAM - De rechtbank Amsterdam en de Universiteit Maastricht gaan voor de derde keer gezamenlijk onderzoek doen naar justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het onderzoek moet in kaart brengen of de verschillende vormen van samenwerking effectief en coherent worden toegepast en, zo nee, hoe een en ander kan worden verbeterd.
Tweemaal eerder werkten de rechtbank en de universiteit samen. Van 2016 tot 2018 in een onderzoek naar problemen met Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s) die specifiek zijn uitgevaardigd tegen personen die bij afwezigheid zijn veroordeeld. In de periode 2020 tot 2022 stond in een onderzoek de vraag centraal op welke andere onderdelen de verdere ontwikkeling van het EAB mogelijk zou zijn. Het nieuwe onderzoek heeft een veel bredere reikwijdte en betreft het verbeteren van de effectieve toepassing van de belangrijkste vormen van samenwerking in strafzaken – waarvan het EAB er maar een is – en van de samenhang tussen die vormen van samenwerking.
Knelpunten tussen Europees en nationaal recht
Het recht van de EU wordt grotendeels uitgevoerd door de nationale rechters. Zij zien zich daarbij in toenemende mate geconfronteerd met problemen rond de doorwerking van Europese strafrechtelijke wetgeving in het nationale straf(proces)recht. Met het nieuwe onderzoek naar deze wisselwerking tussen Europese regelgeving en de nationale strafrechtspraktijk en naar de samenhang tussen de verschillende Europese regelgevingen en tussen de nationale uitwerkingen daarvan, willen de onderzoekers knelpunten signaleren en oplossingen aandragen.
Internationale Rechtshulpkamer
Het onderzoek wordt binnen de rechtbank uitgevoerd door de Internationale Rechtshulpkamer (IRK). De IRK is één van de weinige nationale rechterlijke instanties die zich uitsluitend bezig houden met de toepassing van het strafrecht van de Europese Unie, met name het Kaderbesluit over het EAB (2002/584/JBZ). Op basis van een EAB kunnen Europese lidstaten een verzoek doen tot overlevering van verdachten en veroordeelden. Deze verzoeken worden in Nederland uitsluitend beoordeeld door de IRK. Er is geen beroep tegen deze uitspraken mogelijk.
Wisselwerking wetenschap en praktijk
Sinds de invoering van het EAB in 2004 heeft de IRK veel kennis en ervaring opgedaan met de doorwerking van het Europese strafrecht in de Nederlandse rechtsorde. Die kennis en ervaring wil de rechtbank benutten door samen met de Universiteit Maastricht wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek te doen naar de wisselwerking tussen Europese strafrechtelijke regelgeving en de nationale strafrechtspraktijk.
Het onderzoeksproject wordt uitgevoerd met deskundigen en praktijkbeoefenaars uit Duitsland, Polen en Spanje. Vincent Glerum (senior juridisch adviseur bij de IRK en bijzonder hoogleraar internationaal en Europees strafrecht in Groningen) coördineert het inhoudelijk onderzoek en voert dat onderzoek uit, samen met Hans Kijlstra (voormalig senior rechter in de IRK) en buitenlandse deskundigen en experts en medewerkers van de Universiteit Maastricht. André Klip (hoogleraar straf(proces)recht en grensoverschrijdende aspecten van het strafrecht in Maastricht) is projectleider. Het onderzoeksproject wordt gefinancierd door de Europese Unie en loopt tot juli 2025.
[ ... ]