Vervolg op: Is Hoge Raad arrest ECLI:NL:HR:2018:1821 gewezen op 2 oktober 2018 in een WWB uitkerings- kinderbijslag zaak nietig? Hoge Raad ging contrair aan conclusie/advies van de Advocaat Generaal.

10-12-2018 08:14

Het arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2018 was op 10 oktober 2018 o.a. te lezen op deze site. Na het lezen van geduid arrest en desgevraagde toelichting van de raadsman valt het des temeer op dat de Hoge Raad in zijn beslissing afwijkt van het gegeven advies van de A-G  en tot verwerping van het cassatie-beroep komt, dit terwijl mw. K nimmer de dagvaarding ontvangen heeft waarin zij is opgeroepen voor de zitting van de politierechter te Gouda van 22 augustus 2013. Ten onrechte ging met in het verzoek tot overlevering van België (waar mw. K toen woonde – met een gezin van vijf kinderen -  en werkte) ervan uit dat er een vonnis op tegenspraak was gewezen. Maar dat bleek niet het geval te zijn. Het was een vonnis bij verstek, waarbij de dagvaarding nimmer op het adres van mw. K was betekend. De raadman is toen in beroep gegaan bij het Hof Den Haag.

 

Ter zitting ging het Hof er van uit dat het inderdaad om een verstek vonnis ging.

Maar men heeft uit het contact dat de reclassering telefonisch met mw. K had gehad (welk contact beperkt bleef  tot een telefoontje waarin mw K vroeg of zij de werkstraf in België kon uitvoeren, waarop zij nimmer antwoord heeft gekregen) naar de mening van de raadsman de foute conclusie getrokken, dat mw. K in haar beroep niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Maar uit dat contact kan volgens de raadsman niet de conclusie getrokken worden dat mw. K het vonnis kende, bovendien gaat men aan de wettelijk bepaling voorbij dat vonnissen moeten worden betekend, anders weet je niet waar hoger beroep moet worden aangetekend.

 

De vraag van mw. K – op dat moment moeder van vijf kinderen - aan de reclassering is volkomen begrijpelijk dat zij vraagt of uitvoering van de werkstraf in België kan plaatsvinden. Haar zorg gaat naar haar kinderen uit, maar dat wil niet zeggen dat zij bekend was met de inhoud van de uitspraak. Zij werd veroordeeld omdat zij relevante gegevens (verhuizing naar België) niet had doorgegeven hoewel deze gegevens van belang waren voor het verstrekken van een WWB-uitkering dan wel kinderbijslag.

Zij werd veroordeeld voor een werkstraf van 240 u. Deze werd door de Officier omgezet in een detentie van 120 dagen. Ook de laatste beslissing is nimmer aan mw. K bekend gemaakt.

 

Volgens de raadsman is duidelijk dat de Hoge Raad een arrest heeft gewezen dat in strijd de wet is. Er is immers sprake van een verstek vonnis, en nietigheid van de dagvaarding. Ook gaat de Hoge Raad in haar arrest eraan voorbij dat de raadsman  bezwaar heeft gemaakt tegen het procesverbaal van de zitting van het Hof.

 

De raadsman kondigt aan naar aanleiding van het arrest in de eerste plaats thans bezwaar te maken tegen de omzetting van de werkstraf in detentie, omdat deze omzetting nimmer aan cliënt is kenbaar gemaakt. Er is derhalve (nog) bezwaar mogelijk tegen deze beslissing.

Ook wil hij zich namens cliënte zich wenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om een voorlopige voorziening vragen en om te verbieden dat het vonnis wordt uitgevoerd zolang geen nieuwe behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden.

 

Arrest Hoge Raad leest u hier :  https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2018:1821  

Conclusie  valt hier te lezen    :  https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2018:759

 

 

======================

VERVOLG  OPMERKINGEN

====================== 

 

Als vervolg enige toelichtende opmerkingen op het artikel/informatie door EMLS op 10 oktober jl. gegeven terzake het arrest van de Hoge Raad d.d. 2-10-2018 (ECLI:NL:HR:2018:1821). Het betreft een uitspraak van de Hoge Raad in een cassatie verzoek naar aanleiding van een arrest van het Hof Den Haag d.d. 12-10-2016 waarin mw. K. in het hoger beroep tegen een verstekvonnis van de politierechter d.d. 22-08-2016 niet ontvankelijk was verklaard, dit hoewel het verstekvonnis nimmer aan haar was betekend en dus aan haar niet bekend was.

 

Het Hof erkende dat er sprake was van een verstek vonnis van de politierechter, omdat de dagvaarding nimmer aan mw. K. was betekend (maar aan het adres van haar broer, die haar niet op de hoogte had gesteld). Het Hof heeft uit een telefoongesprek dat de reclassering met mw. K. medio 2014 had (waarin mw. K.  vroeg of zij de werkstraf niet in België kon uitvoeren, waarover de reclassering haar niet meer had teruggebeld) afgeleid dat mw. K. van medio 2014 reeds op de hoogte was van het verstrekvonnis, zodat zij te laat hoger beroep had aangetekend. Tegen het arrest van het Hof dd. 12 oktober 2016 is cassatie ingesteld. Op 2 oktober 2018 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep afgewezen, dit ondanks een advies van 21 bladzijden van de Advocaat-Generaal om het arrest van het Hof d.d. 12 oktober 2016 te vernietigen. De Hoge Raad heeft zich in zijn arrest van 2 oktober 2018 beroepen op een onjuist Proces-Verbaal van de zitting van het Hof dd. 28 september 2016.   

 

Tot zover de stand van zaken zoals die op 10 oktober 2018 beschreven werd.

 

De advocaat van mevrouw K. deelde mede over het bezwaar dat hij intussen had ingediend tegen omzetting van werkstraf van 240 uur dat die intussen was omgezet in 120 dagen hechtenis

 

Omdat er in Nederland geen constitutioneel Hof is, waartoe je als burger kunt wenden bij schending van grondrechten en fundamentele rechten (zoals in casu de Hoge Raad zich bij zijn uitspraken moet houden aan de gestelde eisen met betrekking tot betekening van vonnissen, en ook consequenties had moeten verbinden aan de nietigheid van de dagvaarding van mw. K.  voor de politierechter, moet je bij de aanpak van een zaak rekening houden met fouten van de rechter,  in dit geval de fout dat men mw. K. niet ontvankelijk acht in het hoger beroep.

 

Daarom heeft de advocaat nimmer gelijktijdig (naast de klacht dat men eraan voorbijgegaan was dat er een verstekvonnis was gewezen) erover geklaagd dat ook de beslissing tot omzetting van de werkstraf (van 240 u.) in een hechtenis van 120 dagen, niet aan haar was  toegezonden c.q. niet aan haar in persoon betekend was.

Hij heeft daarom ruim voordat de Hoge Raad uitspraak had gedaan in de verstekszaak in maart van dit jaar gevraagd om het dossier terzake omzetting van de werkstraf in hechtenis toe te zenden.  De advocaat heeft na wijzen van het arrest van de Hoge Raad, opnieuw daarom gevraagd. Op 12 oktober  2018 werd hem eindelijk de beslissing van de Officier van Justitie gezonden van 27 oktober  2014 waarin de werkstraf van 240 uur  werd omgezet in 120 dagen hechtenis. Hij heeft vervolgens op 19 oktober 2018 een bezwaar  ingediend bij de raadkamer van de Rechtbank Den Haag. Dat bezwaar werd op de zitting van 6 november 2018 behandeld, en heeft geleid tot gegrond verklaring van het bezwaar.Omdat voor de rechtbank duidelijk is dat mw. niet in kennis gesteld is van de omzetting van arbeidsstraf in hechtenis krijgt mw. K. de kans om de opgelegde werkstraf binnen een jaar na de beslissing van 6 november 2018  af te ronden, en wel in buurt van haar woning in België.

 

Mw. K. is aldus toch nog ontkomen aan de consequenties van een foutieve, negatieve uitspraak van de Hoge Raad. Het leed was niet te overzien geweest. Van humaniteit was namelijk geen sprake. Mw. K., binnenkort moeder van 7 kinderen, had dan haar kinderen 3 maanden als enig kostwinner drfie maanden lang in de steek moeten laten, en was dan haar baan ongetwijfeld kwijt geraakt.

 

Het wordt tijd dat er ook in Nederland een Constituoneel Hof komt, boven een Hoge Raad die het zo druk heeft, dat de wetgever een drempel heeft gecreëerd zodat de gewone burger daarop niet eens een beroep kan doen, aldus de advocaat van mw. K.