Betere rechtsbescherming en inspraak voor bijstandsgerechtigden
Het is tijd om de kwaliteit en sociale rechtvaardigheid van dienstverlening aan bijstandsgerechtigden prioriteit te geven en ons niet blind te staren op rendement in termen van ‘uitstroom naar werk’. Hiervoor zijn aanpassingen nodig aan de regelgeving en organisatie van de bijstand die recht doen aan de ervaringen van bijstandsgerechtigden.
De afgelopen maanden zijn er in korte tijd enkele belangwekkende rapporten verschenen over de kwetsbare en onzekere positie van mensen op de arbeidsmarkt: de Eindevaluatie van de Participatiewet van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Het betere werk van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het Eindrapport van de Commissie Regulering van Werk (CRW).
Hoewel hun analyses interessante inzichten bieden in (het gebrek aan) de kwaliteit van betaald werk en de ondersteuning bij het vinden ervan, missen wij een belangrijk perspectief in de benadering en conclusies.
Focus op arbeidsmarktinstroom te beperkt
Hoewel het goed is dat de rapporten de effectiviteit van sancties ter discussie stellen en pleiten voor begeleiding, valt op dat zij dat vooral doen in relatie tot de effecten op de arbeidsmarktinstroom. Het effect van dwang en drang op het welzijn en het zelfrespect van mensen die van een bijstandsuitkering moeten rondkomen, is echter minstens zo belangrijk. Daarnaast blijft de zeggenschap over wat een meer ‘persoonlijk en toegesneden begeleiding’ wordt genoemd in handen van casemanagers met financiële sancties als dwangmiddel achter de hand.
De ervaringen van bijstandsgerechtigden en hun perspectief op de dienstverlening die zij ontvangen blijven vaak onderbelicht. Zo zijn de mogelijkheden tot en het belang van zowel individuele als collectieve vormen van inspraak van bijstandsgerechtigden bij re-integratie en participatie belangrijke kwesties die aandacht behoeven. Hierbij hoort ook de versterking van cliëntenraden en hun positie.
Aandacht voor de machtsongelijkheid en afhankelijkheid
In het boek Welfare to Work in Contemporary European Welfare States dat eind januari onder onze redactie verscheen (Eleveld, Kampen en Arts, 2020) stellen wij machtsongelijkheid en afhankelijkheid in de relatie tussen bijstandsgerechtigden en uitvoerders centraal. Diverse auteurs onderzoeken in dit boek in hoeverre de uitvoering van de bijstand in strijd is met mensenrechten en het republikeinse principe van non-dominantie.
Daarvoor is cruciaal dat bijstandsgerechtigden niet onderworpen zijn aan arbitraire machtsuitoefening door uitvoerders. Dat wil zeggen dat discretionaire ruimte van bijvoorbeeld klantmanagers zodanig begrensd is dat bijstandsgerechtigden weten wat zij van hen kunnen verwachten.
Volgens de republikeinse theorie zijn er drie manieren om arbitraire machtsuitoefening te voorkomen: (1) realiseren van exit mogelijkheden; (2) invoeren van regelgeving; (3) bevorderen van individuele en collectieve inspraak of zeggenschap.
Onderzoek onderstreept het belang van maatregelen
Onze onderzoeken naar activerings- en re-integratiepraktijken in Nederland onderstrepen het belang van elk van de drie maatregelen. Zo laten wij in het boek zien dat bij gebrek aan concreet uitzicht op betaald werk of beëindiging van een werkervarings- of vrijwilligerstraject, bijstandsgerechtigden zich overgeleverd voelen aan hun klantmanagers (Kampen, 2020).
Daar komt bij dat er bijstandsgerechtigden zijn die geen beroep durven te doen op klachtenprocedures, uit angst voor negatieve consequenties (Eleveld, 2020). Het risico op arbitraire machtsuitoefening wordt bovendien verhoogd door ondoorzichtige lokale regelgeving, een gebrek aan professionele normen, beperkte individuele en collectieve inspraakmogelijkheden en het gebrek aan debat op gemeentelijk niveau (Arts, 2020).
Adequate exit opties, regelgeving en inspraak
Onze voorstellen zijn onder andere gericht op de verwezenlijking van adequate (1) exit opties, (2) regelgeving; en (3) inspraak of zeggenschap:
Exit opties bieden betekent dat mensen niet worden vastgehouden in re-integratieprogramma’s en dat de exit kosten beperkt blijven. Daarom moeten re-integratieprogramma’s een beperkte duur hebben. Verlenging is slechts mogelijk wanneer de bijstandsgerechtigde uitdrukkelijk daarmee instemt (zie ook punt 3 hieronder). Naar het voorbeeld uit Denemarken, mogen sancties alleen opgelegd worden, indien deze beargumenteerd bijdragen aan het doel van het re-integratieprogramma. Mensen moeten een gegarandeerd minimuminkomen overhouden, ook wanneer ze een maatregel opgelegd hebben gekregen, zoals geregeld in het Europees Sociaal Handvest en in de Zwitserse grondwet en zoals onlangs is geoordeeld door het Duitse Constitutionele Hof.
Met adequate regelgeving bedoelen we toegankelijke lokale regelgeving, onafhankelijke voorlichting over klachtenprocedures en actieve toepassing van ethische codes. Voor de laatste twee is ook verdergaande professionalisering van de dienstverlening nodig. Daarnaast zouden, net als in Denemarken, delen uit ons arbeidsrecht van toepassing moeten zijn op bijstandsgerechtigden die werkstages lopen (zie ook Eleveld, 2015).
Geen verplichtingen opleggen zonder inspraak van individuele bijstandsgerechtigden en collectieve organen. Naar het voorbeeld van Denemarken is de casemanager wettelijk verplicht om rekening te houden met de wensen en voorkeuren van de bijstandsgerechtigde en heeft de bijstandsgerechtigde het recht om een re-integratie of participatie aanbod te weigeren. Daarvoor is het ook van belang dat de gemeente de (positie van) cliëntondersteuner en cliëntenraad versterkt, bijvoorbeeld met financiële ondersteuning. De nationale overheid zou daarnaast een aanvullend inspraakorgaan kunnen instellen, waarin bijstandsgerechtigden hun ervaringen met de bijstand delen (naar het voorbeeld van de Schotse ‘social security experience panel’) om zo de wetgeving en uitvoering te verbeteren.
Verankeren van de rechten van uitkeringsgerechtigden
Een basisbaan en intensieve begeleiding klinken aanlokkelijk, maar zijn slechts een verbetering van de huidige situatie indien we de rechten van de mensen om wie het gaat stevig verankeren. We kunnen niet voorbijgaan aan de machtsverschillen tussen bijstandsgerechtigden en uitvoerders en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Deze zijn namelijk een bron van onzekerheid, frustratie en angst en maken de positie van bijstandsgerechtigden kwetsbaar. Adequate exit opties, regelgeving en inspraakmogelijkheden kunnen en moeten dit voorkomen.
Anja Eleveld is universitair docent en onderzoeker aan de Vrije Universiteit, Thomas Kampen is universitair docent en onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek en Josien Arts is werkzaam als wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en vanaf maart 2020 ook als postdoc bij de Universiteit van Amsterdam.
Bron : SocialeVraagstukken.NL
===============================
EMLS
Utrecht / Haaksbergen, 25 februari 2020