BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE ( Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal )
Den Haag, 24 mei 2016
Bij brief van 17 mei 2016 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en
Justitie mij verzocht uiterlijk op 23 mei 2016 te reageren op het Jaarbericht
van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak (hierna: de
voorzitter) onder de titel «Financiering rechtspraak moet uit politieke
arena». Hieronder treft u mijn reactie aan.
De voorzitter gaat in zijn jaarbericht in op de financieringssystematiek
voor de Rechtspraak en stelt dat de rechtspraak gelet op de onafhankelijke
positie als derde staatsmacht niet afhankelijk mag zijn van de krapte op de
begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In dat verband is
de voorzitter van mening dat de Wet op de rechterlijke organisatie
weeffouten bevat. Ten eerste betreurt hij dat de Rechtspraak niet als Hoog
College van Staat is aangemerkt en daardoor voor de financiering in de
politieke arena wordt gedwongen en ten tweede dat met de «p x q
financiering» niet wordt voorzien in grote kostenposten die daar niet
onder kunnen worden geschaard. De voorzitter refereert verder aan een
recent rapport waarin de Algemene Rekenkamer aangeeft dat in de
praktijk het beschikbare budget als uitgangspunt wordt genomen en dat
de financieringswijze grotendeels los is komen te staan van de vraag wat
er in de praktijk nodig is om zaken tijdig en zorgvuldig af te handelen. Hij
besluit ermee dat een nieuwe balans tussen de staatsmachten nodig is.
Vooropgesteld zij dat de positie van de rechtspraak als derde staatsmacht
niet ter discussie staat. Deze bijzondere positie komt onder meer tot
uitdrukking in hoofdstuk 6 van de Grondwet dat aan de rechtspraak is
gewijd. Aan deze positie is nader invulling gegeven met de Wet op de
rechterlijke organisatie en het hierop gebaseerde Besluit financiering
rechtspraak 2005. De hierin opgenomen regels van het bekostigingssysteem
schrijven voor dat per zaak een per zaaksoort afgesproken prijs
wordt betaald (p x q). Dat mechanisme is wettelijk zo vastgelegd om te
voorkomen dat de begroting van het ministerie bepalend is bij de
bekostiging van de rechtspraak. Met deze vorm van financiering en de
daarbij horende eigen beheersbevoegdheden werd de zelfstandigheid van
’s-Gravenhage 2016 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 279, nr. 323 1
de rechterlijke organisatie verstevigd en werd tevens aangesloten bij de
wens van de samenleving om transparant te zijn over de besteding van
publieke middelen.
Er worden afspraken gemaakt over de gemiddelde prijs per (soort) zaak.
Deze prijzen staan voor drie jaar vast. Daarna wordt op basis van
objectieve indicatoren opnieuw gekeken wat het niveau voor de drie jaar
daarna moet zijn. Omdat er voortdurend maatschappelijke veranderingen
zijn, zoals nieuwe of aangepaste wetgeving, is het goed dat het systeem
stabiliteit bevat voor 3 jaar, maar niet onveranderlijk is. In dat kader
worden ook investeringen gefinancierd. Daarnaast kan eigen vermogen
worden aangewend voor investeringen. De Raad voor de rechtspraak
dient jaarlijks de eigen begroting bij het ministerie in op basis van de
instroomprognoses. In de begroting van het Ministerie van Veiligheid en
Justitie heeft de begroting van de Rechtspraak een eigen plaats. Wanneer
ik afwijk van de begroting van de Rechtspraak moet dit aan uw Kamer
kenbaar worden gemaakt. Met dit afgewogen stelsel, dat afwijkt van de
begrotingsregels voor andere organisaties die onder mijn begroting
vallen, wordt recht gedaan aan de bijzondere positie van de rechtspraak.
In reactie op het recente rapport van de Algemene Rekenkamer Bekostiging
Rechtspraak; gevolgen voor doelmatigheid (Kamerstuk 29 279, nr.
317) heb ik aangegeven mij niet te kunnen vinden in de conclusie dat in de
praktijk de prestatiebekostiging wordt begrensd door een budgetplafond.
Dat de verwachte instroom niet altijd volledig vóóraf is gefinancierd is
juist. Dit is ook altijd gemotiveerd in de betreffende begrotingen.
Uiteindelijk zijn tot nu toe altijd alle zaken door de Minister van Veiligheid
en Justitie gefinancierd. De Rechtspraak heeft daarbij voldoende reserves
om schommelingen in het aantal zaken op te kunnen vangen. De daarvoor
bestemde egalisatierekening bedraagt € 41 mln. Het eigen vermogen
bedraagt op dit moment € 24 mln. Daaruit kunnen eventueel investeringen
die boven de geldende integrale prijzen uitgaan worden gedaan.
De vraag wat nodig is om zaken tijdig en zorgvuldig af te handelen maakt
onderdeel uit van de driejaarlijkse prijsonderhandelingen. Op dit moment
ben ik in gesprek met de Rechtspraak over de prijzen voor de rechtspraak
voor de periode 2017 tot en met 2019. Ik kan op de uitkomsten daarvan
niet vooruitlopen.
Hoewel ik begrip heb voor de zorgen over de financiering deel ik gelet op
het bovenstaande niet de analyse van de voorzitter over de financiering
en positie van de rechtspraak in het staatsbestel. We hebben in Nederland
een afwogen stelsel voor de financiering van de Rechtspraak dat juist
recht doet aan de zelfstandige positie van de Rechtspraak. Bij de oprichting
van de Raad voor de rechtspraak zijn alternatieve modaliteiten
uitdrukkelijk overwogen. Er is echter gekozen voor het huidige stelsel, dat
goed past in het Nederlandse constitutionele bestel waarin geen van de
drie staatsmachten geheel los van de ander staat («checks and balances»).
Een andere positie van de Rechtspraak, zoals bijvoorbeeld als Hoog
College van Staat, waarvan de begroting op grond van de Comptabiliteitswet
afzonderlijk door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties bij de Tweede Kamer wordt ingediend, zou naar mijn
overtuiging de facto geen wezenlijke verandering brengen in de financieringssystematiek.
De rechtspraak functioneert goed in Nederland. Elke dag zorgen de
rechters ervoor dat mensen recht wordt gedaan, dat misdadigers worden
bestraft en dat we een eerlijk ondernemersklimaat hebben. Hoeveel goede
rechtspraak mag kosten is niet in het algemeen te beantwoorden. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 279, nr. 323 2
Rechtspraak heeft de afgelopen jaren steeds de nodige middelen
gekregen om deze rol goed te kunnen vervullen en mijn inzet is dat dit
wordt gecontinueerd.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
Bron : https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z10127&did=2016D20961
=============================
EMLS
Utrecht / Haaksbergen, 25 mei 2016