BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE ( Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal )

25-05-2016 10:26

Den Haag, 24 mei 2016

 

Bij brief van 17 mei 2016 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en

Justitie mij verzocht uiterlijk op 23 mei 2016 te reageren op het Jaarbericht

van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak (hierna: de

voorzitter) onder de titel «Financiering rechtspraak moet uit politieke

arena». Hieronder treft u mijn reactie aan.

 

De voorzitter gaat in zijn jaarbericht in op de financieringssystematiek

voor de Rechtspraak en stelt dat de rechtspraak gelet op de onafhankelijke

positie als derde staatsmacht niet afhankelijk mag zijn van de krapte op de

begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In dat verband is

de voorzitter van mening dat de Wet op de rechterlijke organisatie

weeffouten bevat. Ten eerste betreurt hij dat de Rechtspraak niet als Hoog

College van Staat is aangemerkt en daardoor voor de financiering in de

politieke arena wordt gedwongen en ten tweede dat met de «p x q

financiering» niet wordt voorzien in grote kostenposten die daar niet

onder kunnen worden geschaard. De voorzitter refereert verder aan een

recent rapport waarin de Algemene Rekenkamer aangeeft dat in de

praktijk het beschikbare budget als uitgangspunt wordt genomen en dat

de financieringswijze grotendeels los is komen te staan van de vraag wat

er in de praktijk nodig is om zaken tijdig en zorgvuldig af te handelen. Hij

besluit ermee dat een nieuwe balans tussen de staatsmachten nodig is.

 

Vooropgesteld zij dat de positie van de rechtspraak als derde staatsmacht

niet ter discussie staat. Deze bijzondere positie komt onder meer tot

uitdrukking in hoofdstuk 6 van de Grondwet dat aan de rechtspraak is

gewijd. Aan deze positie is nader invulling gegeven met de Wet op de

rechterlijke organisatie en het hierop gebaseerde Besluit financiering

rechtspraak 2005. De hierin opgenomen regels van het bekostigingssysteem

schrijven voor dat per zaak een per zaaksoort afgesproken prijs

wordt betaald (p x q). Dat mechanisme is wettelijk zo vastgelegd om te

voorkomen dat de begroting van het ministerie bepalend is bij de

bekostiging van de rechtspraak. Met deze vorm van financiering en de

daarbij horende eigen beheersbevoegdheden werd de zelfstandigheid van

’s-Gravenhage 2016 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 279, nr. 323 1

de rechterlijke organisatie verstevigd en werd tevens aangesloten bij de

wens van de samenleving om transparant te zijn over de besteding van

publieke middelen.

 

Er worden afspraken gemaakt over de gemiddelde prijs per (soort) zaak.

Deze prijzen staan voor drie jaar vast. Daarna wordt op basis van

objectieve indicatoren opnieuw gekeken wat het niveau voor de drie jaar

daarna moet zijn. Omdat er voortdurend maatschappelijke veranderingen

zijn, zoals nieuwe of aangepaste wetgeving, is het goed dat het systeem

stabiliteit bevat voor 3 jaar, maar niet onveranderlijk is. In dat kader

worden ook investeringen gefinancierd. Daarnaast kan eigen vermogen

worden aangewend voor investeringen. De Raad voor de rechtspraak

dient jaarlijks de eigen begroting bij het ministerie in op basis van de

instroomprognoses. In de begroting van het Ministerie van Veiligheid en

Justitie heeft de begroting van de Rechtspraak een eigen plaats. Wanneer

ik afwijk van de begroting van de Rechtspraak moet dit aan uw Kamer

kenbaar worden gemaakt. Met dit afgewogen stelsel, dat afwijkt van de

begrotingsregels voor andere organisaties die onder mijn begroting

vallen, wordt recht gedaan aan de bijzondere positie van de rechtspraak.

 

In reactie op het recente rapport van de Algemene Rekenkamer Bekostiging

Rechtspraak; gevolgen voor doelmatigheid (Kamerstuk 29 279, nr.

317) heb ik aangegeven mij niet te kunnen vinden in de conclusie dat in de

praktijk de prestatiebekostiging wordt begrensd door een budgetplafond.

Dat de verwachte instroom niet altijd volledig vóóraf is gefinancierd is

juist. Dit is ook altijd gemotiveerd in de betreffende begrotingen.

Uiteindelijk zijn tot nu toe altijd alle zaken door de Minister van Veiligheid

en Justitie gefinancierd. De Rechtspraak heeft daarbij voldoende reserves

om schommelingen in het aantal zaken op te kunnen vangen. De daarvoor

bestemde egalisatierekening bedraagt € 41 mln. Het eigen vermogen

bedraagt op dit moment € 24 mln. Daaruit kunnen eventueel investeringen

die boven de geldende integrale prijzen uitgaan worden gedaan.

De vraag wat nodig is om zaken tijdig en zorgvuldig af te handelen maakt

onderdeel uit van de driejaarlijkse prijsonderhandelingen. Op dit moment

ben ik in gesprek met de Rechtspraak over de prijzen voor de rechtspraak

voor de periode 2017 tot en met 2019. Ik kan op de uitkomsten daarvan

niet vooruitlopen.

 

Hoewel ik begrip heb voor de zorgen over de financiering deel ik gelet op

het bovenstaande niet de analyse van de voorzitter over de financiering

en positie van de rechtspraak in het staatsbestel. We hebben in Nederland

een afwogen stelsel voor de financiering van de Rechtspraak dat juist

recht doet aan de zelfstandige positie van de Rechtspraak. Bij de oprichting

van de Raad voor de rechtspraak zijn alternatieve modaliteiten

uitdrukkelijk overwogen. Er is echter gekozen voor het huidige stelsel, dat

goed past in het Nederlandse constitutionele bestel waarin geen van de

drie staatsmachten geheel los van de ander staat («checks and balances»).

 

Een andere positie van de Rechtspraak, zoals bijvoorbeeld als Hoog

College van Staat, waarvan de begroting op grond van de Comptabiliteitswet

afzonderlijk door de Minister van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties bij de Tweede Kamer wordt ingediend, zou naar mijn

overtuiging de facto geen wezenlijke verandering brengen in de financieringssystematiek.

 

De rechtspraak functioneert goed in Nederland. Elke dag zorgen de

rechters ervoor dat mensen recht wordt gedaan, dat misdadigers worden

bestraft en dat we een eerlijk ondernemersklimaat hebben. Hoeveel goede

rechtspraak mag kosten is niet in het algemeen te beantwoorden. De

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 279, nr. 323 2

Rechtspraak heeft de afgelopen jaren steeds de nodige middelen

gekregen om deze rol goed te kunnen vervullen en mijn inzet is dat dit

wordt gecontinueerd.

 

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur                                                                                               

 

Bron : https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z10127&did=2016D20961

 

=============================

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 25 mei 2016