Dossier Vuurwerkramp // Het bedrog van Marten Oosting
Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (C.O.V.)
Het lijvige eindrapport van de commissie Oosting is gebaseerd op gecompromitteerde gegevens en rapporten. Dit resulteerde in verkeerde bevindingen en had ernstige gevolgen. Niet uit te sluiten is dat leden van de C.O.V. (Commissie Onderzoek Vuurwerkramp) zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, zoals ambtsmisdrijf, bedrog en valsheid in geschrifte. Een korte (niet-complete) opsomming van verwijtbare gedragingen door de C.O.V. zijn:
1. Voorschot op de rechter
De commissie Oosting deed uitspraken en trok conclusies die wijzen op de schuld van het vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks. Tegelijk bagatelliseerde Oosting de fouten van de overheid. Dit alles lang vóórdat de rechter hierover een oordeel heeft kunnen uitspreken. Dit was in strijd met het mandaat van de C.O.V. die zich niet over de schuldvraag zou uitlaten.
2. Voorgewende onafhankelijkheid
De voorgewende onafhankelijkheid van onderzoek maskeerde de werkelijkheid; de conclusies van de C.O.V. waren volledig gebaseerd op de onderzoeksresultaten van TNO, NFI en het OM, welke zwaar gemankeerd zijn, zoals is aangetoond tijdens de review.
3. Fictieve contra-expertises
Binnen de commissie Oosting was bekend dat TNO gemakkelijk onderzoeksresultaten opschreef die toegeschreven waren naar de wens van de opdrachtgever. Daarom achtte de commissie Oosting het laten uitvoeren van buitenlandse contra-expertises noodzakelijk voor de verankering van de onderzoeksresultaten. De hiertoe door de commissie Oosting in de eindrapportage gepresenteerde internationale contra-expertises, die zouden zijn uitgevoerd op de in Nederland door met name TNO verrichte onderzoeken naar de oorzaak van de ramp, hebben in werkelijkheid niet plaatsgevonden. Dit blijkt uit de bijlagen van de Oosting rapportage. Dit is bedrog.
4. Verdraaien Culemborg-lessen
De werkelijke lessen van de vuurwerkexplosie die in 1991 had plaatsgevonden in Culemborg waren duidelijk:
Er mochten geen vuurwerkbedrijven meer bij een woonwijk.
De vuurwerkclassificatie was onbetrouwbaar en de laagste klasse vuurwerk (1.4) kon zich bij brand onder bepaalde condities onvoorspelbaar gedragen.
De opsluiting van vuurwerk verhoogt de kans op een explosie en er moest naar betere voorzieningen voor drukontlasting worden gekeken.
In de plaats daarvan promootte Oosting een Culemborg-les over klasse 1.3 vuurwerk dat met klasse 1.1 vuurwerk massa-explosief kon reageren. Hierdoor werd de Culemborg-les veranderd van de oorspronkelijke basis voor vrijspraak naar een verzonnen basis voor veroordeling van het Enschedese vuurwerkbedrijf. Dit sloot aan op de door TNO/NFI geconstrueerde verhoogde voorraadreconstructie en de achteraf verzwaring van het vuurwerk. Dit is bedrog en/of valsheid in geschrifte.
5. Beschermen van de brandweer
De commissie Oosting nam de brandweer in bescherming, door een relatief mild oordeel uit te spreken over het brandweeroptreden. Deze beslissing was van grote invloed op de te trekken politieke consequenties. Burgemeester Mans had zijn lot verbonden aan het oordeel van Oosting over de brandweer. Dit werkte weer door in de politieke consequenties voor de betrokken bewindslieden in Den Haag.
6. Voortijdige afsluiting onderzoek
Het onderzoek van de commissie Oosting is voortijdig afgesloten. Er waren nog belangrijke niet onderzochte aanwijzingen, zoals de toen pas gearresteerde kandidaat brandstichter en de belastende verklaringen die ná afsluiting van het Oosting onderzoek nog zijn afgelegd bij het Tolteam door officieel als verdachte gehoorde gemeenteambtenaren.
7. Manipulatie getuigenverklaringen
Er heeft manipulatie met getuigenverklaringen plaatsgevonden die zijn afgelegd voor de commissie Oosting. Uit de inhoud van het rapport en door het ontbreken van namen, van personen die bij de commissie Oosting een getuigenverklaring hebben afgelegd, in de inhoudsopgave en de lijst van geïnterviewden, heeft het er alle schijn van dat sommige (kritische) verklaringen niet zijn meegenomen bij de totstandkoming van de conclusies.
8. Gevarenaanduidingen verkeerd
De commissie Oosting heeft de bij S.E. Fireworks aangebrachte gevarenaanduidingen volledig genegeerd. De bevindingen betreffende de brandweer en het vuurwerkbedrijf waren daardoor gebaseerd op het omkatten van de bij het vuurwerkbedrijf aangebrachte gevarenaanduidingen (klasse 1), naar fictieve aanduidingen (subklasse 1.4) in een onderzoek van de brandweerinspectie. Hierdoor kon zowel de aansturing van de brandweer worden gerechtvaardigd, als het bedrijf worden beschuldigd. Deze weglating is bedrog.
9. Stofexplosies niet bekeken
De commissie Oosting maakte zich schuldig aan het ongefundeerd afserveren van de mogelijkheid dat er één of meerdere stofexplosies hebben plaatsgevonden bij de vuurwerkramp. Niet toevallig zou het optreden van stofexplosies een ernstige complicatie betekenen bij het leggen van een verband tussen het schadebeeld en de hoeveelheid geëxplodeerd vuurwerk.
10. Nalatige brandweerzorg
De commissie Oosting benoemde onvoldoende de nalatige brandweerzorg en verzuimde hieraan de juiste betekenis toe te kennen voor het kunnen ontstaan van de ramp.
11. Voorkomen parlementaire enquête
De formeel bekende opzet van het onderzoek van de commissie Oosting was het voorkomen van een parlementaire enquête naar de Vuurwerkramp en het overheidsoptreden. Met de kennis van nu is dit een strafbaar feit te noemen, want de opdrachtgevers van de commissie Oosting: Rijk, provincie en de gemeente Enschede, hadden de kennis, die de review nu pas naar boven brengt, reeds ten tijde van de opdrachtverlening aan de commissie Oosting.
12. Scenario ramp bepaald vóór resultaten onderzoeken
Op 11 september 2000 vond een bijeenkomst plaats bij het ministerie van Justitie, waarbij namens de commissie Oosting de heren Ben Ale en Freek Bruning aanwezig waren. Op deze vergadering werd het escalatiescenario van de ramp bepaald nog vóórdat de bewijzen beschikbaar waren. Dit bewijs van afstemming van de onderzoeksresultaten tussen de diensten, nog voor dat die resultaten er zijn, is bedrog en mogelijk valsheid in geschrifte.
13. Verzaken wettelijke plicht
Het college B&W Enschede (burgemeester Jan Mans) heeft samen met de provincie (commissaris Hendrikx) en de coördinerende Minister van Binnenlandse Zaken (Klaas de Vries) de onafhankelijke commissie van onderzoek onder voorzitterschap van de heer Oosting ingesteld. Dit om de wettelijke plicht te vervullen volgens artikel 2b Wet Rampen en Zware Ongevallen. Die wet geeft opdracht tot het maken van een analyse van de ramp en het doen van aanbevelingen om een soortgelijke ramp in de toekomst te voorkomen en de gevolgen te beperken. Deze verplichting heeft de commissie Oosting verzaakt, want er is niets veranderd aan de verkeerde classificatie, opslagregelgeving en blusinstructies voor de brandweer. De commissie Oosting heeft juist alles in het werk gesteld om een soortgelijke ramp te faciliteren.
Bron : PvB
https://www.linkedin.com/pulse/prof-mr-dr-marten-oosting-ea-paul-van-buitenen
https://www.linkedin.com/pulse/vuurwerkramprapportnl-inhoud-site-paul-van-buitenen/
https://twitter.com/PaulvanBuitenen
...........................................
Zie ook
en
https://emls.webnode.nl/search/?text=dossier+vuurwerkramp&type=2
==============================
EMLS
Utrecht / Haaksbergen, 5 februari 2020