Dossier Europese Nitraatrichtlijn // Raad van State: ‘Nieuwe Meststoffenwet moet beter gemotiveerd worden’
De Afdeling advisering van de Raad van State vindt de voorgestelde wijzigingen in de Meststoffenwet onvoldoende gemotiveerd. Dat staat in het advies dat de Afdeling onlangs publiceerde. De Afdeling raadt het kabinet aan de wijzigingen eerst voldoende te motiveren, voordat de gewijzigde wet aan de Tweede Kamer aangeboden wordt.
Conform de Europese Nitraatrichtlijn stellen EU-lidstaten elke vier jaar een actieplan op om verontreiniging van grondwater en andere soorten verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen. Doel is dat alle EU-lidstaten hun steentje bijdragen om aan de gezamenlijke Europese doelen ten aanzien van water- en natuurkwaliteit te voldoen.
Nederland heeft een aantal keer een uitzonderingspositie verkregen: derogatie. De huidige derogatie loopt volgend jaar echter af. Nederland moet dan, net als andere lidstaten, onder de maximale uitstootgrenzen blijven. Met de huidige plannen zoals die door het vorige kabinet zijn uiteengezet in de vernieuwde Meststoffenwet, is volgens de Afdeling advisering van de Raad van State echter allerminst zeker of dat gaat lukken. De Afdeling publiceerde haar advies deze week en raadt het kabinet aan om de huidige wijzigingen eerst beter te onderbouwen, voordat er naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Afroming
De Afdeling advisering heeft een tweetal bezwaren ten aanzien van de huidige plannen. Het belangrijkste bezwaar heeft van doen met de voorgestelde afromingspercentages en de doeltreffendheid daarvan.
In 2025 mag er in Nederland nog maximaal 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat worden uitgestoten door agrarische bronnen. Om dat te bewerkstelligen, wil het kabinet bestaande mestplafonds verlagen. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een regeling voor afroming bij overdracht van varkens- en pluimveerechten met 30% en een verhoging van de bestaande afroming van fosfaatrechten bij melkvee van 10% naar 30%.
Of die percentages ook gaan leiden tot de gewenste vermindering in uitstoot, is echter nog maar de vraag: “De Afdeling advisering vindt het op dit moment onvoldoende zeker dat de afromingsmaatregelen op zich voldoende resultaat bieden. Daarom moeten er aanvullende maatregelen worden genomen om te verzekeren dat de noodzakelijke vermindering van stikstof- en fosfaatuitstoot in 2025 wordt behaald. Het advies aan de regering is dan ook om in de toelichting bij het wetsvoorstel overtuigend te motiveren hoe deze vermindering wordt gerealiseerd.”
Sectoren
Het tweede bezwaar van de Afdeling heeft te maken met de sectorale verdeling van de afromingspercentages. De regering stelt die in het wetsvoorstel voor de gehele agrarische sector vast op 30 procent. Daar heeft de Afdeling echter bedenkingen bij:
“Tussen de sectoren melkvee, varkens en pluimvee bestaan verschillen in de hoeveelheden mestproductie en de hoeveelheden waarmee de mestproductie de voorgestelde sectorale waarden voor de mestplafonds in 2025 overschrijdt. Dit roept de vraag op of het voorgestelde afromingspercentage van 30% voor iedere sector wel passend is. Het is niet duidelijk of de hoogte van het voorgestelde afromingspercentage is afgestemd op de reductie in mestproductie die per sector bereikt moet worden.”
Overtuigende motivatie
Ook wat betreft die sectorale verdeling adviseert de Afdeling om te zorgen voor een overtuigende motivatie in het wetsvoorstel, voordat het voorstel naar de Tweede Kamer gaat.
Het nieuwe kabinet, dat niet verantwoordelijk was voor dit wetsvoorstel, maar wel aan de slag moet met de Meststoffenwet, heeft nog niet gereageerd op het advies van de Afdeling. In hoeverre de adviezen ter harte worden genomen, is daarom nog niet bekend.