Dossier Vuurwerkramp // (30) NFI miskleun: grote gevolgen ( Bewuste misleiding van de rechter door de justitiële gezusters NFI en OM verduidelijkt. )

27-02-2019 07:56

Dit artikel is gebaseerd op een reviewrapport (nu 1.338 blz.) van de Vuurwerkramp en maakt gebruik van de bevindingen van vijf externe deskundigen, waaronder een analyse van het NFI-rapport door drs. F.W.J. Vos. Het NFI Hoofdrapport is dé pijler is waarop het Openbaar Ministerie de strafvervolging van het vuurwerkbedrijf baseerde. Wanneer men zich eenmaal verdiept in dit rapport valt men van de ene verbazing in de andere. Na het verzoek van de Tweede Kamer aan de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (O.V.V.), is het moeilijk voorstelbaar dat de O.V.V. aan deze bevindingen nog voorbij kan gaan. Een korte impressie van merkwaardigheden in het NFI-Hoofdrapport.

 

1  Bepaling onderzoeksresultaat. De onderzoeken van OM, NFI, TNO, inspecties en de commissie OOSTING zijn op elkaar afgestemd om te voorkomen dat uiteenlopende onderzoekresultaten zouden kunnen leiden tot vrijspraak van verdachten. Het technisch NFI Hoofdrapport is ondeugdelijk. Er is door het OM, samen met het NFI (Nederlands Forensisch Instituut), naar een resultaat toegewerkt dat welgevallig is aan de Nederlandse overheid. De reconstructie van het scenario van de Vuurwerkramp is lang voor afloop van alle onderzoeken op het ministerie van Justitie bepaald, waarna alle onderzoeksinstanties zich hiernaar richtten.

 

2  Vergunning is maatstaf. Het uitgangspunt van onderzoek door OM en NFI, zusterorganisaties binnen Justitie, is dat de Nederlandse vuurwerkregelgeving op orde is en dat naleving van de aan het vuurwerkbedrijf verleende milieuvergunning een ramp voorkomt. De onderzoeksopdracht aan het NFI is gericht op het verzamelen van bezwarende feiten tegen het vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks. Zowel bij het NFI als bij TNO wordt nadruk gelegd op beheersbaarheid van vuurwerkeffecten indien S.E. Fireworks zich aan de vergunning gehouden zou hebben. Uitgangspunt is dat het bedrijf zich niet aan de vergunning heeft gehouden. Alléén buiten de vergunning kan een oorzaak liggen van de ramp.

 

3  NFI cirkelredenering. Het NFI/TNO onderzoek is een ‘selffulfilling prophesy’ doordat het is gegrondvest op een cirkelredenering pur sang. Het in Nederland toegepaste transportclassificatiesysteem zegt dat vuurwerk van alleen de gevarenklasse 1.4 en 1.3 per definitie niet 'massa-explosief' reageert. Dus terug redenerend vanuit de kracht van de '(massa)explosies' en het daaruit ontstane schadebeeld, levert dit per definitie een reconstructie op van vuurwerk uit de gevarenklasse 1.1 dat wél ‘massa-explosief’ is. Met deze redenering voorkomen OM/NFI dat de kennisachterstand van Nederland zichtbaar wordt. Ook blijft verborgen dat Nederland verkeerde classificatiemethoden en verkeerde blusvoorschriften hanteert. Tevens komen de foutieve vestigingsvoorwaarden en bouwvoorschriften niet aan bod. En tenslotte wordt voorbijgegaan aan het optreden van zeer krachtige explosies van stof, gas-/damp- en poedermengsels.

 

4  Gebruikte bewijsmethoden. Door gebruik te maken van onbewezen aannames, slecht gedefinieerde begrippen, selectief gebruik van getuigenverklaringen en bewijsmateriaal, eenzijdig uitgelegde waarnemingen en verschijnselen en onwetenschappelijke bewijsvoering, die bovendien intern tegenstrijdig is, bereikte het NFI conclusies die aan de basis staan van misleiding van de rechterlijke macht door het OM.

 

5  Satelliet- en luchtfoto's. Uit niets in het NFI-rapport blijkt dat er in voldoende mate gebruik is gemaakt van het voorhanden zijnde fotomateriaal afkomstig van satelliet, vliegtuig en helikopter, genomen vóór, tijdens en ná de ramp. De waarde van dergelijke opnames kan moeilijk worden overschat.

 

6  De 'krater'. De door het NFI als explosiekrater geduide inzakking van de grond onder de voormalige bunkers is in werkelijkheid grotendeels het gevolg van een verzakking als gevolg van holle ruimtes onder de bodemplaten van de voormalige bunkers. Hierdoor kunnen de afmetingen van de 'krater' niet worden gebruikt ter herleiding van de hoeveelheid en de zwaarte van het aanwezige vuurwerk.

 

7  Andere explosievormen. Er is geen rekening gehouden met de mogelijkheid van (een) gasstofexplosie(s), die vele malen krachtiger kunnen zijn dan een vastestofexplosie. Er zijn aanwijzingen dat zulke (gas/damp/poeder) stofexplosies hebben plaatsgevonden boven het terrein en niet (alleen) in de opslagplaatsen.

 

8  Oppervlaktebrand en vuurstorm. Door een verkeerde bluswijze (offensief i.p.v. defensief) verzuimde de brandweer prioriteit te geven aan de buiten het Fireworks terrein ontstane branden. Doordat deze onvoldoende werden bestreden kon er een grote oppervlaktebrand ontstaan met kenmerken van een heuse 'vuurstorm'. Toen pas is de reeds zwaar gehavende woonwijk totaal vernietigd, waarbij (vermijdbaar) zelfs enkele lichamen volledig tot as konden vergaan.

 

9  De gevarenaanduidingen. Door inspectie, TNO, NFI en OM zijn andere gevarenaanduidingen gefingeerd (subklasse 1.4) dan de aanduidingen die werkelijk waren aangebracht (klasse 1). Door het verschil in betekenis van deze aanduidingen in Nederland, kon men achteraf rechtvaardigen dat er voor een offensieve bluswijze was gekozen i.p.v. de aangewezen defensieve benadering.

 

10  Het begrip 'Massa-explosie'. Een aantal deskundigen plaatsen grote vraagtekens bij het gebruik door de overheid van het onwetenschappelijke begrip ‘massa-explosie’ om de de Vuurwerkramp te duiden en te misbruiken als basis voor het verloop van het rampscenario en de daaruit voortvloeiende strafrechtelijke veroordeling van het vuurwerkbedrijf. Dit heeft geleid tot fatale misstanden bij het oordeel van het gerechtshof Arnhem, dat op aangeven van OM/NFI heeft aangenomen dat naar zijn aard 'massa-explosief' vuurwerk aanwezig moest zijn geweest en dus 'Te-veel-en-te-zwaar'. In werkelijkheid zijn er belangrijker factoren die de zwaarte van een explosie bepalen, en die door OM/NFI gemakshalve buiten beschouwing zijn gelaten.

 

11  Voorraadreconstructie. De reconstructie van de voorraad vuurwerk op de rampdag was een farce. De tot op de laatste dag bijgehouden Fireworks administratie is niet serieus genomen. De expertise van de externe accountant is niet gebruikt. De rechtshulpverzoeken aan het buitenland hebben nagenoeg niets opgeleverd door sabotage van de Nederlandse overheid. De reconstructie is uitgevoerd zonder enige kennis van zaken, waarbij getuigenverklaringen verkeerd zijn gebruikt. Overigens is de administratie nog steeds voorhanden en uitleesbaar.

 

12  Classificatiemethode. De in Nederland gehanteerde classificatiemethode voor vuurwerk is ongeschikt en is niet in staat de eigenschappen van vuurwerk in bulkopslag te voorspellen. In andere landen weet men dit, maar Nederland loopt achter. TNO spreekt daarbij met twee monden. Naar het OM toe beweert TNO dat, op basis van de classificatie, het vuurwerk 'Te-veel-en-te-zwaar' was en de explosies heeft veroorzaakt. Naar de EU toe beweert TNO dat, op basis van de classificatie, het vuurwerk niet te veel en te zwaar was en geen verklaring kan geven voor de explosies.

 

13  Classificatieproeven. Nederland was niet in staat, fysiek noch qua kennis, om classificatieproeven uit te voeren. Er waren geen controleurs die in staat waren de classificatie van professioneel vuurwerk te controleren. Bij de overheid ingediende klachten over mogelijk verkeerde classificatie werden genegeerd. Ingediende verzoeken tot vuurwerktesten evenzo.

 

14  Buitenland. In het buitenland is de omgang en regelgeving met vuurwerk beter geregeld dan in Nederland. De classificatie, de constructie-eisen, de vestigingslocaties, de blusvoorschriften, gebruik van sprinklers, alles. Nederland stond er in het buitenland om bekend dat je hier makkelijk onbetrouwbaar vuurwerk Europa binnen kon krijgen.

 

15  Maximum Credible Event. NFI/TNO suggereren met een MCE-simulatie dat binnen de verleende milieuvergunning een dergelijke ramp niet had kunnen optreden. Een dergelijke conclusie trekken uit een (onzinnige) MCE-simulatie, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, naar een ramp met 23 doden, 947 gewonden en een weggevaagde woonwijk, beschouwt steller als een regelrechte misdaad. De werkelijke toedracht in Culemborg (1991), Enschede (2000), Kolding (2004) en de CHAF proeven in Polen (2005) bewijzen dat met het toegestane vuurwerk van klassen 1.4 én 1.3, onder Nederlandse vergunning (verkeerde classificatie, vestiging bij woonwijk, onvoldoende drukontlasting, verkeerde blusvoorschriften), er bij een brand in een vuurwerkopslag zéér grote explosies kunnen optreden. Betonblokken zullen als projectielen honderden meters ver schieten en woonhuizen en kantoorgebouwen als bordkarton doorboren.

 

16  Deskundigheid NFI. Aan het eind van het ‘Hoofdrapport’ geeft het NFI zelf aan dat de bij hen aanwezige kennis en expertise onvoldoende zijn om het gedrag van vuurwerk onder opslagcondities te kunnen verklaren. Het NFI tracht dit te maskeren door de suggestie dat er in zijn algemeenheid onvoldoende kennis zou zijn op dit gebied. Dit is onjuist. In het buitenland worden strengere classificaties, bouw- en blusvoorschriften toegepast bij vuurwerk onder opslagcondities. Bovendien geeft deskundige drs. Vos aan, in zijn analyse van het NFI-rapport, dat er wel degelijk, en al lang, internationale literatuur beschikbaar is die in deze kennislacune kan voorzien, maar niet door het NFI is gebruikt.

 

17  Conclusie. De justitiële zusters OM en NFI hebben een ondeugdelijk rapport opgesteld over het verloop van de ramp. Dit NFI-rapport wordt gekenmerkt door een gebrek aan deskundigheid, door afhankelijkheid van justitie, door afstemming met het OM, door verkeerde mechanismen van bewijsvoering, door het negeren van feiten, door het selectief citeren van getuigen en door het volledig negeren van de mogelijke impact van het optreden van de Nederlandse overheid op de ontwikkeling van brand tot ramp. Daarbij moet met name worden gedacht aan de foutieve classificatie, de loopgravenoorlog tussen ministeries, foutieve regelgeving en foutieve aansturing van de brandweer. De tekortkomingen van het NFI-rapport zijn zo ernstig dat de meest waarschijnlijke verklaring hiervoor is dat er door het NFI is toegewerkt naar een van te voren bepaalde en door Justitie gewenste einduitkomst.

 

18  De gevolgen. Als gevolg van dit NFI-rapport heeft de Nederlandse overheid een fictie in stand kunnen houden rondom de Vuurwerkramp, waarbij een vuurwerkbedrijf en een brandstichter volkomen onterecht de schuld dragen van 23 doden, 947 gewonden en een vernietigde woonwijk. Het persoonlijke leed dat hierdoor is veroorzaakt is grotendeels onbekend en kan niet worden rechtgezet, want alle rechtbanken t/m de Hoge Raad baseren zich blindelings op dit NFI-rapport.

 

Wordt vervolgd, want dit is helaas nog niet alles ...

 

Bron : Schrijver : Paul van Buitenen - Rapporteur Vuurwerkramp Enschede

https://www.linkedin.com/pulse/30-nfi-miskleun-grote-gevolgen-paul-van-buitenen/?published=t

Bewuste misleiding van de rechter door de justitiële gezusters NFI en OM verduidelijkt.

https://twitter.com/PaulvanBuitenen/status/1100700441342607362

 

===================================== 

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 27 februari 2019