Dossier Vuurwerkramp // Rudi Bakker gaf 17 jan. 2022 een fel betoog bij de meervoudige kamer Raad van Discipline te Arnhem in de weigeringszaak van 2 advocatenkantoren om de namen van hun beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar(s) te noemen.

24-01-2022 08:17

Naast zijn gemachtigde voerde Rudi Bakker zelf ook uitgebreid het woord in tweede termijn ( Zie Deel 2 )

Deel 1 

De voorzitter van de M.V.-Kamer opende met de mededing aan partijen dat mr. Van N. niet was komen opdagen.

Saillant detail in deze zaak is dat de  advocaat van het Enschedese advocatenkantoor-D de heer Mr. H. mede-eigenaar is van dat zelfde advocatenkantoor-D en tevens rechter-plaatsvervanger was in 1999/2000 en thans naast advocaat tevens tuchtrechter is bij de Raad van Discipline Overijssel.

 

Wat ging vooraf

Bij de Deken-Orde van advocaten Overijssel was in maart 2018 door Bakker een klaagschrift ingediend wegens de weigering van mr. H. om naam/namen van beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars te noemen van  advocatenkantoor-D waarvan mr. H. partner is en advocatenkantoor-L (BV) waarvan mr. Van N. zowel directeur als wel advocaat is en wegens weigering om afschrift  van de verplichte melding van de samenwerking advocatenkantoor-D met advocatenkantoor-L  ingevolge de destijds van kracht zijnde samenwerkingsverordening 1993 aan Bakker te verstrekken. Deze verordening is bij inwerkingtreding van de nieuwe advocatenwet per 1 januari 2015 komen te vervallen.

 

Het was mr. H. als mede-eigenaar van advocatenkantoor-D als advocaat en uit hoofde van andere functies bekend dat de heer mr. Van N. respectievelijk onder de naam advocatenkantoor-L vanaf 1998  optrad. Echter dat was Bakker niet bekend o.a. omdat mr. Van N. advocatenkantoor-D papier  gebruikte zonder enige duiding dat hij sinds medio 1998 als Advocatenkantoor–L werkte . Het was mr. H. bekend, althans het behoort hem als gemachtigd-woordvoerder ter zitting destijds bij RvD en HvD / namens Advocatenkantoor-D (verweerder) bekend te zijn, dat mr. Van N. op en ook na zaterdag de 13e mei 2000 niets meer van zich heeft laten horen bij Bakker en hem geheel in de steek heeft gelaten en voor Bakkers concurrent Vuurwerk H- te Enschede was gaan werken.

 

Mr. van N. heeft Bakker niet alleen in de steek gelaten door niets meer van zich te laten horen op en na 13 mei 2000 doch ook nagelaten diens bedrijfs-schade  van zijn bedrijf (SEF-VOF) te melden bij de bedrijfsschadeverzekering(en) van de heer Bakker. Vanuit advocaattuchtrechtelijke procedure(s) tegen mr. K. van Advocatenkantoor-D  heeft Bakker vernomen dat mr. Van N. het dossier Bakker/SEF-VOF) onder zich heeft gehouden. In dat dossier bleek onlangs – voor zover thans te overzien is - zoals “gedeelte is vrijgevallen”  ontlastend bewijsmateriaal t.a.v. Bakker te zitten.

 

Bakker is onlangs gebleken uit een latere ECLI-uitspraak dat mr. Van N. zeer korte tijd na de ramp van 13 mei 2000 reeds als advocaat (namens advocatenkantoor-L of advocatenkantoor-D is niet duidelijk) als milieurechtadvocaat optrad bij de Raad van State voor de grootste concurrent van Bakkers bedrijf zijnde het Enschedese Vuurwerkbedrijf-H.

 

Voor Bakker die een aansprakelijkheidsstelling had doen laten uitgaan naar zowel Advocatenkantoor-D als wel Advocatenkantoor-L was het niet duidelijk of het Advocatenkantoor-D, alstoen 1999/2000 een beroepsaansprakelijkheidsverzekering had afgesloten op het moment dat zowel mr. K. als wel mr. Van N met hun werkzaamheden begonnen.  Mr. K. werkte voor Advocatenkantoor-D  en was in januari 1999 met civielrechtelijke rechtsbijstand t.b.v. Bakker begonnen  en mr. van N. begon met bestuurs-en milieurechtrechtsbijstand en advies en bedrijfsverplaatsingsonderhandelingen t.b.v. SE Fireworks VOF van Bakker met'als tegenpartij de gemeente Enschede in februari 1999.  Omdat voor Bakker geenszins duidelijk was of beide advocaten verzekert waren en omdat Advocatenkantoor-D mede eigenaar/partner mr H. als verweerder de naam van de verzekeraar niet wilde noemen werd Bakker daardoor genoodzaakt  tuchtrechtelijke procedures in te leiden bij de toen dienstdoende Overijsselse Deken mr. M. te Zwolle en nadien bij Deken mr. L. van Orde-bureau Deventer.  De vigerende jurisprudentie was duidelijk. Het behoort tot de integriteit- en transparantieverplichtingen van elke advocaat  om des verzocht de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te noemen. In de vuurwerkrampzaak ( er is zeer recent door Bakker strafrechtelijke aangifte gedaan bij het O.M. te Arnhem en O.M. te Rotterdam) zijn 23 mensen overleden. De materiele schade bedroeg meer dan 1 miljard gulden.

 

Beide advocatenkantoren (Advocatenkantoor-D en Advocatenkantoor L zijn beiden aansprakelijk gesteld door Bakker, naast de gemeente Enschede en de eigenaar van de opstallen en ondergrond aan de Tollensstraat alsmede het bestuur van de Veiligheidsregio-Twente. 

De laatste, veiligheidsregio-Twente is de publiekrechtelijke rechtsopvolger van o.a. de Brandweer van Enschede. Advocatenkantoor L- BV  heeft ten onrechte aan Bakker (als schade-lijdende) geweigerd de naam van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering van zijn kantoor te noemen.  In artikel 6:24 van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) is bepaald dat elke advocaat adequaat verplicht is verzekerd ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid en dat hij de verzekering aangaat met een verzekeraar van wie aannemelijk is dat deze voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van solvabiliteit (lid 4). De verplichte verzekering dient derhalve als functionele waarborg van dekking bij schade waarvoor een advocaat aansprakelijk is.

 

Om invulling te geven aan deze waarborgfunctie diende de gemachtigde van Advocatenkantoor-D in dit geval ook de verzekeringsgegevens van mr. K . en 

mr. Van N. aan Bakker te verstrekken die het hem alsdan mogelijk maken om in contact te treden met de verzekeraar over de kwestie waarvan hij als oud-cliënt en schadelijdende  meent een claim op de beide advocaten te hebben. Die claim is voldoende onderbouwd. Het is niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter om te bepalen of er voldoende onderbouwing is.  Het verweer van mr. H., blijkbaar ontleent aan een  tuchtrechtzaak en uitspraak welke recent  is gedaan door de Amsterdamse Raad van Discipline en waarbij de Landsadvocaat was betrokken snijdt geen hout en daaraan kan door het Hof van Discipline geen betekenis aan worden toegekend. Mr Van N. van advocatenkantoor-L.  verschuilde zich achter de stellingen van mr. H. en het verkregen “kattenbelletje” van de Overijsselse Dekenbureau te Deventer

Echter de verzekeringsdekkingsperiode 1998 t/m 13 mei 2000 kwam in het Deken- kattenbelletje niet voor. Ongewis tot op heden is of het kantoor van de heer mr. Van N. van het Advocatenkantoor-L  wel of niet verzekerd was.

 

 

De zitting 17 jan. 2022 bij de Raad van Discipline in het Paleis van Justitie te Arnhem.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Aan de orde kwam de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline van 21 juni 2021 waarbij zonder zitting de gestelde onderstaande verwijtbare tuchtrechtelijke klachten van Bakker jegens mr Van N. niet-ontvankelijk en ongegrond heeft verklaard.

 

1  Mr. Van N. heeft geweigerd de naam van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar  te noemen.

 

2 Het datalek is niet gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens door de Deken

 

3 Mr Van N. zijnde de milieurechtadvocaat van Bakker heeft in 2000 de heer H. van H-Vuurwerkbedrijf uit Enschede bijgestaan zijnde de concurrent van Bakker

 

4 Niet is gebleken dat dat mr. Van N de wetenschap die hij had in het jaar 2000 had heeft gedeeld met de Commissie Oosting

 

Verder kwam ter tuchtrechtelijke zitting de grieven naar voren m.b.t. dat de kennelijke beslissingen van Voorzitter van de Raad van Discipline conflicteren met het EU-recht

 

Door het toewerken bij binnenkomst bij de  griffie van Raad en/of Hof van Discipline naar een voorzittersbeslissing ( 70 % van voorzittersbeslissingen leiden tot summiere kennelijke niet-ontvankelijkheids-en/of kennelijke ongegrond verklarings-beslissingen) wordt de zaak niet in volle omvang onderzocht en staat in rechte alleen het ingediende verzet van Bakker in hoedanigheid van opposant centraal en is er geen beroep meer mogelijk voor Bakker maar wel voor de beklaagde advocaten en hun kantoren mrs. H. en K van advocatenkantoor D en mr. Van N van advocatenkantoor-L en de Deken mr. L.  terwijl de klacht van Bakker zich ook richtte tegen de Deken die niet meldt dat hij het data-lek heeft aangemeld bij de Autoriteit (AP) en zodoende processtukken van Bakker door de Deken respectievelijk het Dekenbureau te Deventer naar de verkeerde advocatenkantoren zijn verzonden enz.. Daar komt bij dat strafrechtadvocaat mr. V. portefuille-houder is van de Overijsselse Advocaten Orde is en met enige regelmaat als praatgast wordt uitgenodigd of zich laat uitnodigen bij TV-talkshows rondom rechtszaken.  Mr. V.  komt als strafrechtadvocaat voor in het vuurwerkrampdossier. ( Mr. V. trad t.o.v. de Raad voor de Journalistiek op tegen de Rtv-Oost misdaadverslaggever Rob V.  en daarnaast stond mr. V. ook de verbalisten van het tolteam en  OvJ. Mr. S. bij en deed hij 4 aangiftes tegen Bakker )  

 

Gelet op zijn dubbelfunctie van strafrechtadvocaat en waarnemend-Deken en zijn regelmatige TV-optredens  (waarschijnlijk tegen vergoeding/betaling) vervuilt hij het advocatentuchtrchtnest. Kantoor naamsbekendheid moet op een andere wijze worden verkregen. Bakker heeft nadat de Deken hem had bericht dat hij het gehele klachtdossier had verzonden naar de griffie van de Raad van Discipline schriftelijk aan de RvD  verzocht om deze vuurwerkramp- en verzekeringszaak gerelateerde zaak niet te laten behandelen door een voorzitter maar volledig en open door de Raad te laten behandelen zodat alsdan ook voor Bakker hoger beroep mogelijk is.

 

De Raad van Discipline deed de zaak toch af via een kennelijke Voorittersbeslissing

 

Formeel Punt 1

Tegen die beslissing is door Bakker beroep strekkende tot verzet ingesteld welke 17 januari 2022 t.o.v. een meervoudige kamer van de Raad van Discipline diende.

De Voorzitter van de Raad opende de zitting met de mededeling dat verweerder in deze zaak  Mr. Van N niet was komen opdagen. De gemachtigde van Bakker stelde dat uit de stukken niet viel op te maken dat er een oproepingsschriftuur aan mr. Van N was verzonden wat hem bevreemde gelet o.a. op het feit dat ook een prejudiciële verwijzingsrekest was ingediend.  

De voorzitter reageerde niet.

 

Formeel Punt 2

De gemachtigde van Bakker stelde ten tweede dat uit de aangetekende brief van de Raad van 20-12-2021 blijkt dat het 3e-aanv-verzetschriftuur van Bakker van 20 juli 2021 ten onrechte buiten het procesdossier is gehouden. De gemachtigde van Bakker verzocht daarvan om akte.

 

Prejudiciële verwijzingsverzoek

Ter  inleiding behandelingsverzoek  verzocht de gemachtigde van Bakker de  Raad  ter zitting om het Prejudiciële Verwijzingsverzoek eerst te behandelen daarbij o.a. gelet op het VWEU en het verbod van de Wetgever ex art. 120 Grondwet jegens de Raad als rechters. De Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State mr. Ettekove  heeft recent publiekelijk toegegeven dat hij zich schaamt door als rechter en hoofd van de Afdeling slaafs de Wetgever te volgen en - kort gezegd – daardoor ongeveer 50.000 justitiabelen (toeslagenaffaire) niet heeft “zien staan”. Mr Ettekove vergeet er bij te zeggen dat desondanks het voornoemde elke rechter binnen elk rechtsgebied totaal onafhankelijk is en des nodig  kan oordelen wat hij/zij als onafhankelijk en onpartijdig rechter rechtvaardig vindt. Daarvoor heeft een rechter geen toestemming nodig van het eigen Gerechtsbestuur of de Wetgever.

 

De gemachtigde van Bakker betoogde verder dat in die zin dat Bakker het rechtsgebied overstijgende gedachte van Molengraaff deelt  dat de wet weliswaar een gids is voor wie het recht wil kennen maar niet het recht zelf, en dat het ook de taak van de rechter is om aan het recht in individuele gevallen vorm te geven zoals o.a. bijv.  in de Urgenda zaak en dat dit ook dient ook te geschieden in de Enschedese vuurwerkrampzaak t.a.v. van  cliënt de heer R.J. Bakker en de gevallen slachtoffers waaraan tot op heden geen recht is gedaan. Verwezen wordt naar  de annotaties in de gezaghebbende juridische literatuur waaronder o.a. het recente artikel van de Wiardi Beckman Stichting :MACHT EN TEGENMACHT: OVER DE TOEGENOMEN ROL VAN DE RECHTER

 

De gemachtigde van Bakker hield de Raad voor dat In zowel de tuchtrechtelijk als wel bestuursrechtelijke doctrine van oudsher in Nederland weinig aandacht bestaat voor de rechtsbescherming van burgers die financiële aanspraken hebben op de overheidsinstanties.

En zo kon mede ook door gebrekkig toezicht op het kantoor van de Landadvocaat (een kantoor met mengvorm van advocaten en notarissen) op grote schaal fraude en verduistering plaatsvinden.

De gemachtigde van Bakker wees er vervolgens op dat de Landsadvocaat in de vuurwerkrampzaken t.b.v. de lagere- en centrale overheid is opgetreden. Verwezen wordtt o.a. naar de BIZ-toedekkings- en overulingszaak.  Bij vele justitiabelen is de indruk ontstaan dat voor de advocatuur onwelgevallige zaken via te summiere motiveringen door de Raad van Discipline wordt afgedaan door de standaard-tekst  ( dat de Raad van oordeel is dat bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts  acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden )  . Verdere Inhoudelijke motivering ontbreekt.

 

Sjabloonwerking

Tijdens de tuchtrechtelijke zaken van en door R.J. Bakker aangespannen heeft zowel de Raad als wel het Hof van Discipline de “spelregels” veranderd door welgevallige kanteling van de jurisprudentie t.b.v. het betrokken advocatenkantoor m.b.t. advocatenberoep-aansprakelijkheidsverzekeringskwesties stelde Bakkers gemachtigde.

 

Uit het briefje van de Overijsselse Deken mr. L die tevens als advocaat kantoorhoudende te Enschede aan mr. H. van advocatenkantoor-L  SW-partner advocatenkantoor-D  volgt niet dat het kantoor van verweerder zijnde i.c. mr. Van N. respectievelijk zijn Advocaten vennootschap L- BV verzekerd is voor beroepsaansprakelijkheid in door Bakker geduid tijdsvak en al helemaal niet en tot welk bedrag en dat melding gedaan is van de aansprakelijkstelling van klagers en al helemaal niet of het  SW-Verband (Kantoor -L. / Kantoor-D ) ook onder de dekking valt.

Elke advocaat is in beginsel desgevraagd aan een benadeelde die gegevens te verstrekken die het een benadeelde mogelijk maken om in contact te treden met de verzekeraar over de kwestie waarvan een benadeelde meent dat hij een claim op de advocaat heeft. De suggesties van mr. H.   t.a.v. Bakker waarvoor de verzekeringsmaatschappij zou moeten worden behoed wordt mogelijk gebruikt om zelf geen antwoord behoeven te geven op de vraag of in het gehele door Bakker geduide periode wel of niet sprake was van een dekking via een toereikende verzekering van Adv. kantoren-L en D aldus Bakkers gemachtigde.

 

Autorisatievergunning teruggetreden geschrapte advocaten.

Ter zitting werd vervolgens ook gewag gemaakt van de dubbele functies van advocaten die gelijktijdig rechter zijn (rechter-plaatstvervanger) en de inlevering en afmelding van de door de KvK verleende autorisaties. Gemachtigde stelde dat vanuit gevoerde procedures tegen het Centraal Bestuur van de KvK was gebleken dat een aantal oud-advocaten van andere kantoren hun schrapping van het plateau niet hadden gemeld bij het Handelsregister en niet waren afgemeld en aldus konden blijven beschikken als “geheimhouder” over de autorisatievergunning

 

Deel 2

Onderstaand verschijnt Deel 2 zijnde het man en paard noemende in de tweede termijn door Rud Bakker uitgeproken zittingsspreekverslag. 

Omdat Bakker recente strafrechtelijke aangifte heeft gedaan bij het O.M. te Arnhem en het O.M. te Rotterdam verschijnt het verslag na bericht dat tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan.

Streefdatum uitspraak medio maart 2022

 

Wordt vervolgd...