Dossier Vuurwerkramp // Rudi Bakker start advocatentuchtrechtelijk herzienings-proefproces

25-02-2020 17:01

Proef proces van Rudi Bakker middels aanhangig maken van  een advocaat-tuchtrechtelijk herzieningszaak ingeleid door een herzieningsrekest rekest gericht tegen beslissing(en) van het Hof van Discipline te Den Haag in zaak waar twee advocatenkantoren ( te Enschede en Almelo) weigerden de namen van hun beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar(s) te noemen. Het Hof behandelt klachtzaken over advocaten in hoger beroep, die aanvankelijk in eerste rechtsinstantie hebben gespeeld bij de Raad van Discipline (RvD) in casu RvD-Arr.-Overijssel.

 

Rudi Bakker heeft eind december 2019 om herziening verzocht van recente beslissing(en) van het Hof van Discipline. Saillant detail is dat een advocaat van het beklaagde Enschedese advocatenkantoor mede-eigenaar is van dat kantoor en tevens rechter-plaatsvervanger was in 1999/2000 en thans tuchtrechter is bij de Raad van Discipline Overijssel en het woord voerde ter zitting bij het Hof van Discipline in de weigeringszaak namen te noemen van de advocatenberoepsaansprakelijkheids-verzekeraars. Bakker stelde Advocatenkantoor-D en Advocatenkantoor-L reeds aansprakelijk 

 

Tegen beslissingen van het Hof van Discipline is binnen de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel  opengesteld en er is geen herziening mogelijk, gelet op de wettekst. Middels artikel 120 Grondwet heeft de Nederlandse Wetgever de Nederlandse rechters een zogeheten toetsingsverbod opgelegd. Nederland heeft als enigste EU-Lidstaatland geen Constitutioneel Hof. De Nederlandse advocatuur maakt zich hier niet druk over. Het is gunstig voor hun verdienmodel-1 nu justitiabelen in Nederland via een U-bocht moeten procederen. En het is gunstig voor hun verdienmodel-2 welke het voor de Nederlandse advocaat mogelijk maakt om naast advocaat gelijktijdig  rechter-plaatsvervanger of raadsheer-plaatsvervanger te zijn. De Nederlandse Advocatenwet  en andere wetten mogen/kunnen niet worden getoetst aan de Nederlandse Grondwet weshalve na uitholling van alle nationale rechtsmiddelen de Nederlandse justitiabele zijn/haar heil mag/moet zoeken in Straatsburg omdat, zoals hierboven gesteld, een EU-lidstaat Nederland een Constitutioneel Hof ontbeert.

 

In het herzieningsrekest wordt gesteld dat bij de behandeling van het hoger beroep en bij de totstandkoming van de aangevallen beslissing  geen sprake is geweest van een eerlijk proces in beide zaken doordat fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden welke met argumenten wordt onderbouwd o.a. :

 

A-argument

Herziening tegen hoger beroep-beslissing gericht tegen wrakingsbeslissing

De litigieuze wrakingsbeslissing d.d. 11 december 2018 is ten onrechte en in strijd met de fundamentele rechtsbeginselen kennelijk ongegrond verklaard. De conclusie van het Hof onder punt 5 blz. 3 van beslissing Hof d.d. 13 december 2019 om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren is strijdig met de fundamentele rechtsbeginselen. Deze beginselen kunnen niet worden overruled door het wrakingsprotocol van de Nederlandse Raden van Discipline.Immers het afdoen zonder zitting van een beslissing die ook is afgedaan zonder zitting levert per definitie een schending van de fundamentele rechtsbeginselen op. Herziening ligt in de rede ligt, want alles blijft op deze oneigenlijke wijze onder de radar.

 

De litigieuze wrakingsbeslissing van 11 december 2018 is na ruim 1 jaar nog steeds niet voorzien van een ECLI-nummer en niet gepubliceerd op de website Rechtspraak.nl en Tuchtrecht.nl. (Zie daartoe blz. 1 punt 2.1 laatste regel beslissing van het Hof d.d. 13 december 2019).

Deze selectieve openbaarmaking  wordt zijdens indiener gekenschetst als een handelswijze om onwelgevallige zaken onder de radar te houden. Zulks is strijdig met de Openbaarheid van Rechtspraak. Mede ook daarom wordt herziening gevraagd in het rekest.

 

Verzocht wordt tevens in het herzieningsrekest om het wrakingsverzoek mede als herzieningsverzoekgronden te beschouwen.

Op de eerste plaats wordt er gesproken en vermeld in de considerans (blz. 1) van een beslissing van de wrakingskamer december 2018 en in het dictum (blz. 4) waar staat dat de beslissing in het openbaar is uitgesproken op 12 december 2018 en op blz. 5 staat vermeld dat de beslissing op 11 december 2018 is toegezonden aan Bakker (gemachtigde) en aan de wederpartij in de hoofdzaak zijnde verweerder mr. H van Advocatenkantoor-D

 

Blijkens de digitale uitdraai lijkt het er op dat voornoemde beslissing niet voorzien is van handtekeningen van de Voorzitter en van de Griffier van de Wrakingskamer. Het lijkt er op dat het geen originele handtekeningen zijn doch stempels niet zijnde elektronische handtekeningen. Raadsman/gemachtigde van Bakker heeft de beslissing niet per post ontvangen waardoor niet viel valt vast te stellen of de handtekeningen voldoen aan artikel 3:15a Burgerlijk Wetboek, welk artikel binnen het advocaten tuchtrecht naar het schijnt wordt toepast. Het Hof is geheel hier aan voorbijgegaan in de beslissing van 13 december 2019 wat mede de reden heeft gevormd een herziening te verzoeken.  

 

Uit het ingediende rekest blijk dat Bakker zich niet aan de indruk kan onttrekken dat er geen in het openbaar uitgesproken wrakingsbeslissing heeft plaatsgevonden. De door het Hof genoemde punten zijn standaardteksten en gaat voorbij aan het feit dat 2 x achter elkaar zonder zitting afdoen een weeffout van de Advocatenwet is die bij herziening kan worden hersteld in die zin dat zich alsdan geen schending van het fundamenteel rechtsbeginsel zoals o.a. hoor en wederhoor (meer) voordoet.  Het snel wegmoffelen van de kern van de zaak  onder stelling dat het hier een verkapt hoger beroep zou betreffen is volstrekt misplaatst omdat het gewoon een opkomen van Bakker betreft ter zake zijn belangen en melding  van schendingen van de formele procesbeginselen door de Raad van Discipline Overijssel. Te meer aangezien enige advocaten die zijn opgetreden als advocaat in diverse zaken/procedures in de vuurwerkrampzaak naast advocaat ook gelijktijdig rechter-plaatsvervanger waren. Het kan en mag niet zo zijn dat het waarheidsvindingbelang ter zake de ware toedracht, oorzaken en causale verbanden van de vuurwerkramp hierdoor verborgen blijven. Daarom stelt Bakker herziening in ondanks dat de Nederlands Advocatenwet dit niet toelaat. Bakker dient alle mogelijke nationale rechtsmiddelen uit te putten. ( Voorwaarde voor EVRM en/of BuPo-beroep is het voldaan hebben aan het nationale rechtsmiddelen-uitputtingsvereiste ) 

 

B-argument.

Herziening is ook gericht tegen beroep-beslissing gericht tegen de verzet-beslissing n.a.v. RvD- Voorzittersbeslissing. 

Bij de Deken-Overijssel is in maart 2018 door Bakker een klaagschrift ingediend wegens de weigering van mr. H om naam/namen van beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars te noemen van  advocatenkantoor-D waarvan mr. H partner is en advocatenkantoor-L (BV) waarvan mr. N. zowel directeur alswel advocaat is en wegens weigering om afschrift melding van de verplichte melding van de samenwerking advocatenkantoor-D met advocatenkantoor-L o.g.v. de destijds van kracht zijnde samenwerkingsverordening 1993 te verstrekken. Deze verordening is bij van kracht worden van de nieuwe advocatenwet per 1 januari 2015 komen te vervallen.

 

Het was mr. H als mede-eigenaar van advocatenkantoor-D als advocaat en uit hoofde van andere functies bekend dat de heer mr. N respectievelijk onder de naam advocatenkantoor L vanaf 1998  optrad. Echter dat was Bakker niet bekend o.a. omdat mr. N. advocatenkantoor-D papier  gebruikte zonder enige duiding dat hij sinds medio 1998 als Advocatenkantoor–L werkte . Het was mr. H bekend, althans het behoort hem als gemachtigd-woordvoerder ter zitting RvD en HvD / namens Advocatenkantoor-D (verweerder) bekend te zijn , dat mr. N  op en ook na zaterdag de 13e mei 2000 niets meer van zich heeft laten horen bij Bakker.   

 

Mr. N heeft Bakker geheel in de steek gelaten door niets meer van zich te laten horen na 13 mei 2000 en door nalaten de bedrijfs-schade  van het bedrijf van dhr. Bakker (SEF-VOF) te melden bij de bedrijfsschadeverzekering(en) van de heer Bakker. Vanuit advocaattuchtrechtelijke procedure(s) tegen Advocatenkantoor-D  heeft Bakker vernomen dat mr. N het dossier Bakker/SEF-VOF) onder zich heeft gehouden. In dat dossier bleek onlangs – voor zover thans te overzien is - zoals “gedeelte is vrijgevallen”  ontlastend bewijsmateriaal t.a.v. Bakker te zitten.

 

B1

Bakker is onlangs gebleken uit een latere ECLI-uitspraak (Jure) dat mr. N zeer korte tijf na de ramp van13 mei 2000 reeds als advocaat (namens advocatenkantoor-L of advocatenkantoor-D is niet duidelijk) als advocaat optrad bij de Raad van State voor de grootste concurrent van Bakkers bedrijf zijnde het Enschedese Vuurwerkbedrijf-H 

 

B2

Voor Bakker die een aansprakelijkheidsstelling had doen laten uitgaan naar zowel Aadvocatenkantoor-D als wel Advocatenkantoor-L was het niet duidelijk of het Advocatenkantoor-D, alstoen 1999/2000 een beroepsaansprakelijkheidsverzekering had afgesloten op het moment dat zowel mr. K als wel mr. N met hun werkzaamheden begonnen.  Mr. K werkte voor Advocatenkantoor-D  en was in januari 1999 met civielrechtelijke rechtsbijstand t.b.v. Bakker begonnen  en mr. van N begon met bestuurs-en milieurechtrechtsbijstand en advies en bedrijfsverplaatsingsonderhandelingen t.b.v. SE Fireworks VOF van Bakker met tegenpartij de gemeente Enschede in februari 1999.  Omdat voor Bakker geenszins duidelijk was of beide advocaten verzekert waren en omdat Advocatenkantoor-D mede eigenaar/partner mr H als verweerder de naam van de verzekeraar niet wilde noemen werd Bakker daardoor genoodzaakt een tuchtrechtelijke procedures in te leiden bij de Overijsselse Deken mr. M en nadien bij Deken mr. L. De vigerende jurisprudentie was duidelijk. Het behoort tot de integriteit- en transparantieverplichtingen van elke advocaat  om des verzocht de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te noemen. In de vuurwerkrampzaak ( er is zeer recent ook door Bakker strafrechtelijke aangifte gedaan) zijn 23 mensen overleden met een schade van meer dan 1 miljard gulden.

 

B3

Verder wordt in het herzieningsrekest naar voren gebracht dat er  sprake is van een onjuiste vaststelling van de feiten in de jongste beslissing van het Hof van begin december 2019 onder meer doordat bij de behandeling en beoordeling niet van de juiste althans alle hogere beroepsgronden is uitgegaan.  Gelet op het P-V. van zitting is bij de totstandkoming van de beslissing  begin december 2019 het Hof van de verkeerde advocaat uitgegaan. (PV) Niet mr. K is een samenwerkingsverband aangegaan met Advocatenkantoor-D maar de samenwerking was aangegaan door Advocatenkantoor-D met mr.-N van Advocatenkantoor-L. 

 

In het namens en in opdracht van Bakker ingediende herzieningsrekest wordt gewag gemaakt van het feit dat een  P-V van zitting de kernbron is welke onlosmakelijk verbonden is met een uitspraak, beschikking, vonnis en in casu de beslissing van het HvD van begin december 2019.. 

 

B4

Als grief wordt verder gesteld dat het HvD  weigerde des verzocht een herstel P-V te maken. 

 

B5  Verweerder Advocatenkantoor-D heeft bij monde van mr. H ten onrechte aan Bakker (als schade-lijdende) geweigerd de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en –verzekeraar te noemen van zijn kantoor.  In artikel 6:24 van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) is bepaald dat elke advocaat adequaat verplicht is verzekerd ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid

(lid 1) en dat hij de verzekering aangaat met een verzekeraar van wie aannemelijk is dat deze voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van solvabiliteit (lid 4). De verplichte verzekering dient derhalve als functionele waarborg van dekking bij schade waarvoor een advocaat aansprakelijk is.

 

Om invulling te geven aan deze waarborgfunctie dient de gemachtigde van Advocatenkantoor-D in dit geval ook de verzekeringsgegevens van mr. K en mr. N aan Bakker te verstrekken die het hem alsdan mogelijk maken om in contact te treden met de verzekeraar over de kwestie waarvan hij als oud-cliënt en schadelijdende  meent een claim op de beide advocaten te hebben. Die claim is voldoende onderbouwt. Het is niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter om te bepalen of er voldoende onderbouwing is.  Het verweer van mr. H, blijkbaar ontleent aan een  tuchtrechtzaak en uitspraak welke recent  is gedaan door de Amsterdamse Raad van Discipline en waarbij de Landsadvocaat was betrokken snijdt geen hout en daaraan kan door het Hof van Discipline geen betekenis aan worden toegekend.  

 

Het op verzoek van mr. H aan Deken L. vervaardigde schriftuur is strijdig met het legaliteitsbeginsel. Het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden door een nieuwe verzekeringsrechtsfiguur te formuleren en het handelen van mr. H respectievelijk diens advocatenkantoor-D  daaraan te toetsen. Daarbij gaat het Hof geheel voorbij aan het feit dat mr. H in zeer nauw relatie staat tot de Overijsselse deken mr. L  omdat mr. H lid is van de Overijsselse Raad van Discipline. De Overijsselse Deken mr. L en oud-Deken mr. M   die ook advocaat en curator zijn net als mr. H.  formuleerde op verzoek van mr. H een briefje welke als gedingstuk in de procedure t.o.v. het Hof van Discipline door mr. H werd ingebracht. In de onderhavige hogere beroepszaak van Bakker  m.b.t. de verzekeringsnaamvraag wijkt het HvD af op rechtens onjuiste gronden af van de bestaande jurisprudentie ten voordele van mr. H.  Bakker merkt in het herzieningsrekst terecht op dat hij geen willekeurige derde is !

 

B6

Verder wordt in het rekest naar voren gebracht dat de klacht deels  onjuist en onvolledig is weergegeven inhoudende dat het Hof zich beperkt tot de tekst dat enkel en alleen de verzekeringsnaam van  de kantoor(genoot) van mr. H terwijl de klacht ook sloeg op de weigering de naam te noemen van de verzekeraar van zijn kantoor. De tekst van de beslissing van het Hof van december 2019 wekt de indruk dat voorkomen moet worden dat het samenwerkingsverband-lid met Advocatenkantoor-L via haar advocaat-directeur mr. N vlak na de ramp actief was voor de grootste concurrent van Bakker, zijnde vuurwerkbedrijf H  

 

C -Argument

Herziening tegen hoger beroep-beslissing is tevens  gericht tegen de verzet-beslissing weigering om afschrift melding van de verplichte melding van de samenwerking Advocatenkantoor-D met Advocatenkantoor-L  o.g.v. de alstoen vigerende samenwerkingsverordening 1993 te verstrekken.

 

C1 Dit klachtonderdeel heeft het HvD geheel onweersproken gelaten in haar beslissing van begin december 2019. Daarom dient de zaak in volle omvang opnieuw te worden behandeld na herzieningsuitspraak.       

 

Mr. H is in hoedanigheid van advocaat, in casu de verweerder is in februari 2018 schriftelijk verzocht om de namen van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar(s te noemen van de Advocatenkantoren-D en L en om afschrift van de verplichte melding van hun samenwerking o.g.v. de samenwerkingsverordening 1993 in afschrift te verstrekken.

 

De geponeerde stellingen van het  Hof (HvD) van december 2019 bieden geen soelaas in rechte nu immers twijfel is blijven bestaan dat Advocatenkantoor-D en L voor 1 juli 1999 waren verzekerd en niet is gebleken dat zij voor uit-en inlooprisico, s waren verzekerd, althans het HvD deze hogere beroepsgrond eveneens (ten onrechte) niet in de rechtsoverwegingen heeft betrokken.

 

Voortgang

 

Het Hof van Discipline heeft mr. H. verzocht zijn standpunt t.a.v. het herzieningsrekest aan het Hof kenbaar te maken. Op 11 februari 2020 heeft mr. H. het Hof van Discipline in een schriftelijk stuk medegedeeld dat de zaak in hoogste aanleg bij uitspraak van de Raad van Discipline afgedaan was en derhalve niet onderworpen was aan het oordeel van het Hof.

 

Het Hof van Discipline heeft inmiddels schriftelijk te kennen gegeven eerst te willen beoordelen of het herzieningsverzoek van Rudi Bakker in behandeling kan worden genomen. Verder geeft het Hof voornoemd te kennen van plan te zijn deze voorvraag op basis van schriftelijke stukken in raadkamer te beoordelen zonder mondelinge behandeling.

 

Over de samenstelling van de raadkamer en uitspraakdatum zal nader worden bericht, aldus het Hof van Discipline.

 

Zie ook:

https://emls.webnode.nl/search/?text=wrra&type=2

 

 

=============================== 

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 25 februari 2020