Dossier Vuurwerkramp // Ton Annink: Volbloed topambtenaar
De kern van de Vuurwerkramp
In dit artikel schrijf ik niet over het zogeheten eerste vlammetje [1] en ook niet over het tweede vlammetje [2] van de ramp. Na jarenlang graven in documenten is gebleken dat die vlammetjes bijzaken zijn. Voor de pers echter, die houdt van overzichtelijke berichtgeving, zijn die vlammetjes een mooie oplossing. Een brandstichter of een foute werknemer schrijft gemakkelijk en zonder risico. Het kanaliseert bovendien het ongenoegen van het volk in de richting van een gemakkelijke oplossing. Dat is toch wat iedereen wilt weten?
Maar belangrijk is het niet! Brandstichting kan immers altijd gebeuren. En een bedrijfsongeval is nooit te vermijden. Ook fouten door werknemers (bedrijfsongeval) of brandweerlui (blussen) zijn zo gemaakt. Zeker als je daar met de wijsheid van achteraf over kunt oordelen.
Het is veel belangrijker te weten waarom brandstichting, een bedrijfsongeval of fouten hebben kunnen leiden tot deze ramp. Was de regelgeving wellicht gevaarlijk? Waarom zat het vuurwerkbedrijf in een woonwijk? Hoe staat het in het buitenland met de vestigingsvoorwaarden van een vuurwerkopslag? Hoe staat het daar met de classificatie van vuurwerk in bulkopslag? Wat zijn de blusvoorschriften?
Met die vragen komen we aan bij de kern van de Vuurwerkramp: waarheidsvinding! En wat deed de Nederlandse overheid toen zij werd geconfronteerd met de Vuurwerkramp? Ging de overheid op zoek naar de waarheid? Of werd alles uit de kast gehaald om de waarheid te verbergen? Ton Annink, een typische topambtenaar, speelde hier een belangrijke rol in.
De rol van topambtenaren
Sowieso bij het voorbereiden van beleid in het algemeen, maar meer specifiek nog in tijden van crisis, vormen de topambtenaren de schakel tussen de materiedeskundigen en de politiek. Een mooi voorbeeld daarvan is de huidige Coronacrisis. Op 24 januari roept het RIVM voor het eerst het Outbreak Management Team (OMT) bij elkaar. Binnen het OMT worden de inhoudelijke adviezen van deskundigen samengevoegd tot één set adviezen. Volgens het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming gaan die adviezen niet rechtstreeks naar de politiek, maar naar de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb). Daar vormen de topambtenaren van de betrokken ministeries deze adviezen om tot beleidsadviezen aan de ministers [3]. Dit volgens de rolverdeling: deskundigen adviseren, ambtenaren formuleren maatregelen en politici nemen besluiten [4].
Ook direct nadat de Vuurwerkramp plaatsvond, werd door topambtenaren een gelijkaardig besluitvormingsmechanisme geïnstalleerd. Toen onder leiding van het ministerie van BZK, werden ministeriële en interdepartementale beleidsteams opgetuigd: het MBT en de IBT's die als ambtelijk voorportaal fungeerden voor de ministeriële besluitvorming. Echter waar in de beleidsvoorbereiding voor de Corona-crisis de invloed van deskundigen nog duidelijk zichtbaar is, was dit bij de Vuurwerkramp niet het geval [5]. Dit geheel stond onder leiding van de 'Directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid' van het ministerie van BZK, de heer drs. A.H.Ch. (Ton) Annink, geboren in 1953 te Hengelo.
Ambtelijke carrière Ton Annink
Onderstaande levensloop is ontleend aan https://www.parlement.com
1975-1980 Beleidsmedewerker, ministerie Economische Zaken (EZ)
1980-1983 Inspecteur Rijksfinanciën, ministerie van Financiën
1983-1995 Directeur FEZ, plv. DG Volksgezondheid, ministerie WVC/VWS
1995-1999 DG Management & Personeel en loco-SG, ministerie van BZK
1999-2003 DG Openbare Orde en Veiligheid, ministerie van BZK
2003-2012 Secretaris-generaal, ministerie van Defensie
2004-2004 Interim-voorzitter Raad van bestuur UWV
2012-2016 Secretaris-generaal, ministerie van SZW
2016-2017 Buitengewoon adviseur Algemene Bestuursdienst (ABD-BZK)
2006-2017 Lid Voorselectiecommissie topmanagement ABD
Wat van de akkefietjes op Annink's pad
1. Defensie: CAMS Force Vision
Bij het marine-onderdeel CAMS Force Vision in Den Helder was sprake van wijdverbreide integriteitsschendingen. Een aantal melders hebben toen ook om advies gevraagd bij de Stichting Expertgroep Klokkenluiders [6]. Er werd misbruik gemaakt van defensiematerieel, er werd materieel gestolen en er was sprake van ongeoorloofde afwezigheid en persoonlijke verrijking door bonussen en aanblijfpremies te regelen.
Ton Annink was toen secretaris-generaal van Defensie en hij verzuimde zijn minister, Hans Hillen, daarover tijdig en volledig in te lichten, waardoor Hillen verkeerde antwoorden gaf in de Tweede Kamer, althans volgens Hillen. Secretaris-generaal Annink was op dat moment al lang met de kwestie bezig en beloofde de melders van misstanden maatregelen (september 2010), die daarna uitbleven en waarna minister Hillen in de Kamer beweerde van niets te weten (maart 2011).
2. Defensie: Benoeming brigadegeneraal
De belangenorganisatie FVNO/MHB van officieren maakte in april 2012 bekend twee meldingen te hebben gedaan bij de Centrale Organisatie Integriteit Defensie tegen secretaris-generaal Ton Annink. De benoeming door Annink van een burgermedewerkster tot brigadegeneraal, tevens plaatsvervangend commandant van de Koninklijke Marechaussee, was in strijd met de regelgeving. Volgens FVNO/MNB-voorzitter luitenant-generaal b.d. Hans Couzy, voormalig bevelhebber van de landmacht, tevens o.a. oud-directeur materieel van de Landmacht, had Annink de regels met voeten getreden. Couzy wist waar hij over sprak.
Enkele maanden later liet minister Hillen weten aan de FVNO/MHB dat het ministerie van defensie geen onderzoek gaat doen naar de mogelijke integriteitsschending van secretaris-generaal Annink. Hillen zegt de meldingen tegen Annink niet in behandeling te nemen omdat het melden van misstanden is voorbehouden aan defensiemedewerkers. De officiersvereniging voldoet niet aan dat criterium.
De Vuurwerkramp
Zoals eerder beschreven, schoot de Nederlandse overheid meteen na de ramp, op zaterdag 13 mei 2000, in een totale kramp van zelfverdediging. Al op zondag waren er telefonades, bijeenkomsten en ging men dossiers prepareren bij de betrokken departementen. Er moesten zogeheten 'onafhankelijke' onderzoeken komen (naast het OM en College van Pg's ook de rijksrecherche, het NFI, TNO, de rijksinspecties en de speciaal in te stellen Commissie Onderzoek Vuurwerkramp met als voorzitter Oosting). Hoofdmissie: Ontduiken van verantwoordelijkheid en aanwijzen van schuldigen buiten de overheid. Zie bijvoorbeeld de BZK-Kamerbrief van 16 mei 2000.
Ik schreef het al eerder, in Nederland zou zoiets niet kunnen. Bij doorklikken op de bovenstaande 'links' blijkt dat zoiets wél kan in Nederland. Tot nog toe gaf ik als mogelijke verklaringen: Incompetentie/domheid, Tunnelvisie en Regie, waarbij de scheiding tussen deze drie begrippen niet altijd scherp is.
Inmiddels is mij duidelijk geworden, uit interne notities van betrokken departementen die ik kon inzien, dat er wel degelijk sprake is geweest van afstemming en sturing. Vanuit het ministerie van BZK is, onder leiding van de DG-OV (Directeur-generaal openbare Orde en Veiligheid), Ton Annink, strakke leiding gegeven aan de politieke en bestuurlijke schadebeperking van de Vuurwerkramp. Alle 'onafhankelijke' onderzoeksdiensten werden op de juiste rails gezet en gedwongen tot onderlinge coördinatie. Niemand ontkomt hieraan: OM, NFI, inspecties, commissie Oosting. Ook werd de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) aan banden gelegd. Bewindslieden worden door de ambtelijke top bij de hand genomen.
In de departementale notities is te zien dat de rijksinspecties niet onafhankelijk hun gang konden gaan, maar werden aangestuurd vanuit het IBT-Inspecties, dat daartoe was opgericht. De werkwijze van de commissie Oosting was steeds onderwerp van gesprek binnen het IBT en MBT en BZK was op de hoogte van het classificatieprobleem dat de explosies in Culemborg (1991) had veroorzaakt. Op topambtelijk niveau werd erkend dat hetzelfde probleem ook Enschede had veroorzaakt.
Bij dit alles is een belangrijke vraag: De ambtelijke top, van met name BZK, was hier leidend. In hoeverre hield DG-OV Ton Annink zijn pas nieuw aangetreden minister van BZK, Klaas de Vries, in detail op de hoogte? [6]
Marathonloper Annink
Ton Annink geldt als een grote onder de topambtenaren die Nederland heeft gehad. Oud-collega SG Roel Bekker schreef in 2012: 'Marathonlopers rond het Binnenhof', een boek met 44 portretten van topambtenaren uit 1970-2010, met ook een portret van Annink [7]. In het kader van dit LinkedIn artikel noem ik een paar zaken uit het Annink-portret:
Annink heeft t/m zijn 17e in Hengelo gewoond, waar hij is geboren en de HBS afmaakte, niet ver van Enschede.
Terwijl Annink bij het ministerie van BZK de functie van DG Management en Personeelszaken had, werd onder zijn leiding binnen BZK de Algemene bestuursdienst (ABD) opgericht.
Daarna werd Annink DG Openbare Orde en Veiligheid. Daarmee viel niet alleen de Nederlandse politie onder zijn verantwoordelijkheid, maar was hij als DG OV verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie bij rampen en crises, dus ook van de Vuurwerkramp die in deze tijd plaatsvond.
Als topambtenaar werkte Annink altijd achter de schermen. Hij liet de publiciteit aan de bewindslieden die hij diende. Bij de behandeling van de Vuurwerkramp had Annink met minister Klaas de Vries (BZK) de taakverdeling dat hij het vuile werk achter de schermen deed. Hij informeerde de minister wel, maar overlaadde die niet met informatie. Bij sommige bewindslieden kan dit leiden tot het gevoel dat Annink dingen voor hen achterhield.
Aan het einde van zijn rijke ambtelijke carrière, toen Ton Annink SG af was (2016-2017), zat hij als buitengewoon adviseur ABD nog in de selectiecommissie voor ABD-topambtenaren. Annink weet immers welke eigenschappen belangrijk zijn bij topambtenaren. Echter, het door Annink gepropageerde 'uit de wind houden van een minister' kan ook betekenen dat er regie optreedt, achter de rug om van bewindspersonen, waarmee de wettelijk vastgelegde plicht tot democratische controle wordt uitgehold.
Enne ... die vlammetjes dan?
Rustig maar. Begin mei, kort voor de 20e herdenking van de ramp zal ik, zeer tegen mijn zin, een aantal scenario's presenteren waarlangs de ramp zich kan hebben afgespeeld. Naar deze scenario's is door de overheid geen serieus onderzoek gedaan. Daarbij komen helaas ook personen in beeld, die niet blij gaan zijn met mijn publicaties. Dus de pers krijgt nog hapklare brokken en de lezers kunnen weer volop speculeren over makkelijke daders, die echter nooit de echte daders kúnnen zijn.
Er is maar één dader. De echte dader van de ramp is de Nederlandse overheid, met als lakeien het Openbaar Ministerie, het College van procureurs-generaal en de topambtelijke kaste van ABD, TMG en ABD-TOPConsult. Bewindslieden snappen maar half wat er speelt en onze volksvertegenwoordigers in gemeenteraad en Kamer mogen niet de juiste vragen stellen [8]. Voor Nederlandse onderzoeksjournalistiek, of tenminste datgene wat daar voor door zou moeten gaan, is deze kwestie kennelijk een maatje te groot. Maar met Ton Annink, net zoals eerder met het College van Pg's, zijn we bij de kern van het probleem aangekomen.
Voetnoten
[1] Het zogeheten 'eerste vlammetje' is de het begin van de eerste brand, in ieder geval vóór 15u00. Ongeacht of het om brandstichting, een bedrijfsongeval, ernstige fouten of een samenloop van omstandigheden gaat, er is altijd sprake van een 'eerste vlammetje'.
[2] Het 'tweede vlammetje' is de term die wordt gebruikt om een veronderstelde gebeurtenis aan te geven, die er voor zorgde dat een brand die aanvankelijk onder controle was, alsnog escaleerde en vervolgens uitgroeide tot de ramp. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan het openen en weer sluiten van deuren van opslagplaatsen. Er komt dan vuur naar binnen en vervolgens vindt escalatie plaats door gasmengsels, drukopbouw of turbulentie. Een andere mogelijkheid is het naar buiten trekken en open maken van vuurwerkdozen na het sein 'brand meester'. Maar een 'tweede vlammetje' is niet noodzakelijk. Er kan reeds sprake zijn geweest van escalatie, die onzichtbaar is gebleven voor de brandweer, zonder dat er sprake is van een zogeheten 'tweede vlammetje'.
[3] Bovenstaande is een sterk versimpelde weergave van het besluitvormingsproces m.b.t. de COVID-19 crisis. Een betere weergave is te vinden in de Kamerbrief: 'Inzet nationale crisisstructuur COVID-19', van de minister van J&V van 13 maart 2020, met in de bijlage een schematische weergave van het besluitvormingsproces.
[4] Bij de formulering van deze paragraaf is gebruik gemaakt van het artikel 'Schaduwkabinet staat premier bij in Corona-crisis', geschreven door Tobias den Hartog, verschenen op zaterdag 21 maart 2020, in o.a. Dagblad BNdeStem.
[5] Voor het herleiden van de besluitvormingsmechanismen op departementaal en ministerieel niveau heb ik gebruik moeten maken van niet vrijgegeven interne departementale documenten die handelen over de follow-up van de Vuurwerkramp.
[6] De Stichting Expertgroep Klokkenluiders stond melders van misstanden bij met advies en hulp. Ik (PvB) was een van de oprichtende leden van die stichting en ben ook aanwezig geweest bij enkele gesprekken met melders van CAMS Force Vision. Voor meer details over de oprichting van de Stichting Expertgroep Klokkenluiders, zie hier.
[7] Klaas de Vries volgde op 24 maart 2000 zijn op 13 maart 2000 afgetreden voorganger Bram Peper op als minister van BZK. Dit was slechts anderhalve maand voordat de Vuurwerkramp plaatsvond (op 13 mei 2000). Bron: https://www.parlement.com/id/vg09llfn6dyn/k_g_klaas_de_vries
[8] Het boek 'Marathonlopers rond het Binnenhof' , Topambtenaren bij het rijk 1970-2010, is in 2012 verschenen bij Boom/Lemma uitgevers Den Haag. ISBN-nummer: 978-90-5931-796-3. Auteur is Roel Bekker, die zelf ook bij meerdere ministeries secretaris-generaal (SG) is geweest en dus schrijft vanuit de interne keuken. Voor de geïnteresseerde lezer is hier een link naar het gehele portret van Ton Annink opgenomen.
[9] Op 21 januari jl. trok premier Rutte nog fel van leer tegen Kamerleden die het waagden om topambtenaren te bekritiseren. Kamerleden mogen alleen bewindslieden ter verantwoording roepen. Het noemen van (top)ambtenaren is 'not done'. Echter, net als bij de Vuurwerkramp, bij Justitie en Veiligheid of bij de Belastingdienst, spelen er vaak kwesties waarvan bewindslieden niet goed op de hoogte zijn. Bij sommige onrechtmatigheden is het beter dat Kamerleden deze rechtstreeks adresseren. Het wegsturen van een bewindspersoon lost dan niets op.
Gepubliceerd door Paul van Buitenen
Onderzoeker Vuurwerkramp Enschede
https://www.linkedin.com/pulse/ton-annink-volbloed-topambtenaar-paul-van-buitenen
Zie ook :
en
https://emls.webnode.nl/search/?text=dossier+vuurwerkramp+&type=2
============================
EMLS
Utrecht / Haaksbergen, 16 april 2020