Dossier Vuurwerkramp // Regie bij onderzoeken Vuurwerkramp
1. Hoe kon het zo misgaan?
Na lezing van mijn talrijke artikelen over misstanden bij de strafvervolging van de Vuurwerkramp is daarna de meest gestelde vraag:
"Kan dit wel gebeuren in Nederland? En zo ja, hoe kon het dan zo misgaan?"
Meestal meteen gevolgd door de opmerking:
"Een complot kan niet, daarvoor zijn te veel mensen nodig. Dat houdt je nooit stil."
Ook ik worstelde lang met die vraag en twijfelde of ik het wel goed zag met die misstanden. Het antwoord blijkt echter vrij simpel. Het wordt in dit en in het volgende artikel gegeven. Twee mechanismen zijn verantwoordelijk voor de gigantische fouten die zijn gemaakt tijdens de strafrechtelijke opsporing en vervolging van de Vuurwerkramp. Dit zijn:
Regie/sturing. Vanuit de hoogste niveaus van opdrachtverstrekking [1] is bewust gestuurd op de onderzoeksresultaten. Een aantal bewijzen staan hieronder.
Tunnelvisie. Binnen het strafrechtelijk onderzoek en vervolging ontstond een vooringenomen mening over de toedracht van de ramp. Deze opvatting bepaalde het onderzoek op uitvoerend niveau. Daarover in een volgend artikel.
Deze beide oorzaken zijn niet strikt gescheiden. Regie en tunnelvisie lopen in elkaar over en regie beïnvloedt tunnelvisie. Daarnaast zijn er faciliterende omstandigheden aanwezig:
Incompetentie van diverse onderzoekers (voorbeelden in een volgend artikel)
Een algemeen gebrek aan kritische zin en de neiging tot groepsdenken
Een gemankeerd instrumentarium, zoals verkeerde interviewtechniek
De strikt hiërarchische omgeving die typisch is binnen politie en justitie
In dit artikel worden de aanwijzingen beschreven dat er regie op het onderzoek heeft plaatsgevonden. In een volgend artikel komt de duidelijke manifestatie van tunnelvisie naar voren. Tevens wordt een voorbeeld uitgewerkt van een Twentse politiefunctionaris die volledig ten prooi is gevallen aan tunnelvisie, zonder daar zelf erg in te hebben. Deze man richtte uit hoofde van zijn functie grote schade aan bij onschuldige slachtoffers. Uitgerekend hij is nu belast met het voorkomen van tunnelvisie bij grootschalige rechercheonderzoeken.
2. De BZK-brief aan de Kamer: extern startsein
Op 16 mei 2000, de derde dag na de ramp, ontvangt de Tweede Kamer van de minister van Binnenlandse Zaken (BZK), Klaas de Vries (PvdA), reeds een brief met de daarin de mededeling dat er twee Gerechtelijke Vooronderzoeken (GVO’s) zijn geopend: Eén tegen een brandstichter en één tegen het betrokken vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks. Dat zijn kennelijk de geboden opties van onderzoek. Dit is opmerkelijk, want het was op een moment dat de aanklacht tegen de Fireworksdirectie nog niet eens was geformuleerd en het Tolteam dacht aan de meest voorkomende oorzaak: een bedrijfsongeval [2]. Ook werd er door de zaaksofficier mr. Herman Stam een internationaal opsporingsbevel uitgevaardigd, dat volkomen onnodig was en niet gebaseerd op een aanklacht. De enorme maatschappelijke druk om de beide directeuren aan te houden en de politieke druk vanuit Den Haag leidde tot een sfeer van een ouderwetse lynchpartij. De beide Fireworks directeuren waren schuldig en moesten hangen. [3] Ondanks (niet dankzij) het internationaal opsporingsbevel, meldden beide directeuren zichzelf bij politie. Terstond moest er een fax naar Den Haag om over de inverzekeringstelling te berichten. Als de beide directeuren zich twee dagen eerder hadden gemeld hadden ze weer vrij gelaten moeten worden omdat het Tolteam nog geen strafbare feiten tegen hen had. Ziehier het extern zichtbare startsein van de regie.
3. Interdepartementale nota's: intern startsein
Door directbetrokkenen: VROM, V&W én BZK, zijn meteen na de ramp alle registers opengetrokken om aan schadebeperking te doen. Niet voor de slachtoffers, benadeelden, getroffenen, hulpverleners en de stad Enschede. Want niet de hulpverlening, noch bescherming of waarheidsvinding waren prioriteit in ambtelijk Den Haag. Uitsluitend de schadebeperking voor de rijksoverheid is leidmotief bij het handelen van diezelfde rijksoverheid. Een sterk ingekorte bloemlezing uit de interne (geheimgehouden) [4] notities van de departementen:
Ieder departement brieft de verantwoordelijk bewindspersoon in hoeverre de Vuurwerkramp het beleidsterrein van die minister raakt en in hoeverre verwijten te verwachten zijn uit Tweede Kamer en de pers.
Er zijn m.b.t. de ramp veel coördinatievergaderingen tussen de ministeries, onder leiding van het ministerie van BZK. Daarbij speelde
De Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) wordt aan banden gelegd. BZK instrueert alle betrokken ministeries over de wijze waarop informatieverzoeken moesten worden behandeld. Antwoorden op WOB-verzoeken worden gecoördineerd.
De ministeries worden voorbereid op onthullingen door de pers die in een notitie worden geduid als ‘onaangenaamheden’.
Er wordt voorlopig beleid van kracht met verzwaring van regels die gelden voor de opslag van vuurwerk. De effecten van een explosie van vuurwerk zijn groter dan tot op het moment van de Enschedese Vuurwerkramp werd verondersteld. Erkend wordt dat dit komt omdat de lessen van de vuurwerkexplosies in Culemborg niet ter harte zijn genomen.
Uit onderzoek naar Culemborg 1991 konden verantwoordelijke overheden concluderen dat een classificatieprobleem de explosie mogelijk maakte. De vuurwerkramp Enschede is gebaseerd op dit fenomeen.
Het controleren en handhaven op correcte classificatie is vaak niet uitvoerbaar.
Het is duidelijk dat veel vuurwerk te licht is geclassificeerd. De toepassing uitvoering van de in VN-verband vastgestelde classificatietesten voor vuurwerk gebeurt overal verschillend. Dit geeft een te lichte classificatie. BZK schrijft in een brief aan Brandweer en gemeenten dat de classificatie bijna altijd onjuist is.
Bij navraag in Duitsland, Engeland en Frankrijk blijkt dat zij de internationale afspraken van transportclassificatie onvoldoende vinden t.b.v. de opslag van vuurwerk. Zij hanteren nationaal een strenger classificatiesysteem om de eigenschappen van vuurwerk bij opslag weer te geven.
Op uitvoerend niveau geven de betrokken departementen nu de voorkeur aan een effectgerichte benadering boven een risicogerichte benadering. [6] Iedereen verwacht na de ramp immers daden van de overheid. Het ministerie van BZK geeft echter aan dat de ambtelijke top liever wijsheid ziet dan daadkracht. In de Ministerraad zal de aantrekkelijkheid van effectgerichte benadering moeten wijken voor de realiteit van de inrichting van Nederland.
De opstelling een AMVB [7] voordat het rapport van de commissie Oosting gereed is, wordt ontraden. De oorzaak van de vuurwerkramp ligt immers bij de onjuiste classificatie van vuurwerk en de onmogelijkheid van controle daarop. Een AMVB die uitgaat van juist geclassificeerd vuurwerk is onrealistisch. Het leggen van de verantwoordelijkheid voor de classificatie bij de importeur is een schijnoplossing. Zelfs uitgebreide controles kunnen niet garanderen dat de classificatie klopt en dat een nieuwe vuurwerkramp zo kan worden voorkomen.
4. Overtreding vergunningvoorschriften
Er zijn diverse bewijzen gevonden dat de onderzoekers als opdracht meekregen dat de oorzaak van de ramp moest liggen in een overtreding van de vergunningvoorschriften:
Tijdens het rijksrechercheverhoor van de toenmalige officier van justitie mr. Arie de Muij, bevestigt De Muij aan de rijksrecherche dat het college van Pg's hem als ervaren milieuofficier vroeg als tweede officier te fungeren naast (onervaren) zaaksofficier mr. Herman Stam. De noodzaak van het strafrechtelijk onderzoek was gelegen in een overtreding van de vergunningvoorschriften.
In het Tolteamjournaal van het milieuteam is op 29 mei 2000 te lezen dat de oorzaak van de ramp gekoppeld moet kunnen worden aan een overtreding van de vergunningvoorschriften. Andere oorzaken dienen te worden uitgesloten ter voorkoming van vrijspraak.
Ook de eerdergenoemde Kamerbrief van minister Klaas de Vries is een aanwijzing dat een overtreding van de vergunningvoorschriften de oorzaak van de ramp is. Deze optie wordt met name genoemd en niet een bedrijfsongeval, waarbij eerder de (in Nederland foutieve) regelgeving in het vizier zou zijn gekomen.
5. De overheid mag niet worden vervolgd
Enkele aanwijzingen dat de Nederlandse overheid niet mocht worden vervolgd:
Het citaat in het politieboek van Maarten Bollen over de instructie van het college Pg’s, op 17 januari 2001 gecommuniceerd, om de overheid niet te vervolgen.
De persverklaringen van het OM uit april 2001 met de motivatie van de buitenvervolgingstelling van de gemeente Enschede en de wijze waarop, en de timing waarmee, de Pikmeerarresten zijn ingeroepen. Het Tolteam dacht over de gemeente wél voldoende materiaal voor vervolging te hebben gevonden.
Het feit dat zowel het onderzoek van de commissie Oosting als het strafrechtelijk dossier van het OM al waren afgesloten toen een milieuambtenaar van de gemeente als verdachte werd gehoord door het Tolteam en daarbij belastende verklaringen aflegde over de handelwijze van de gemeente jegens S.E. Fireworks.
De talrijke documenten uit het strafdossier en latere correspondentie die wijzen op de onwil van het Openbaar Ministerie om de brandweerleiding te vervolgen. Er wordt een collegiaal 'aai-over-het-bolletje' rapportje opgemaakt (rapport door brandweercommandant ing. M.H. Camp) dat door moet gaan voor hét justitieel onderzoek naar het brandweeroptreden. Camp schrijft niets over de genegeerde gevarenaanduidingen, de verkeerde wijze van blussen en het openen van deuren tijdens de brand. Later vindt minister Remkes het nogmaals nodig om naar de gemeenteraad Enschede te schrijven dat het brandweeroptreden bij de ramp correct was. Daarbij beroept Remkes zich op aantoonbaar foutieve elementen.
Uit een in 2015 verschenen document van een ex-rijksambtenaar en jurist, die zowel gewerkt heeft bij VROM (1985 – 1998) als bij V&W (1998 – 2004) op het gebied van de regelgeving voor gevaarlijke stoffen, blijkt dat de Nederlandse rijksoverheid op alle fronten van regelgeving betreffende transport, classificatie en opslag van vuurwerk, ernstig tekort is geschoten. De rijksoverheid is bij het strafrechtelijk onderzoek echter nooit serieus in beeld gekomen.
6. TNO: Bedrog en dubbele tong
6.a. TNO-Bedrog: Maasvlakteproeven
Op verzoek van de consumentenvuurwerkhandel verricht TNO proeven op de Maasvlakte met consumentenvuurwerk. Daarbij is het vooropgezette doel om aan te tonen dat dit vuurwerk niet gevaarlijk kan exploderen en eenvoudig met water is te blussen wanneer er brand uitbreekt. De proefopzet is geheel gericht op het behalen van dit vooropgezette doel. Zo werd vermeden dat het vuurwerk zou ontbranden in een afgesloten ruimte. Want dan hadden de effecten kunnen gaan lijken op die van Enschede, ook met alleen consumentenvuurwerk. Laat staan dat er (sprinkler)water werd gebracht op reeds brandend vuurwerk in een afgesloten ruimte.
Door de overheid, zoals BZK, J&V, OM, NFI en TNO wordt sindsdien regelmatig verwezen naar de ‘Maasvlakteproeven’ van 14 oktober 2000. Daaruit blijkt volgens de overheid dat consumentenvuurwerk nooit massa-explosief is en altijd geblust kan worden met water. Dat dit onjuist is wordt aangetoond in de reviewrapportage. Deze Maasvlakte proeven werden uitgevoerd met het vooropgezette doel te bewijzen dat de Nederlandse regelgeving in orde is en dat er ondanks de rampen in Culemborg en Enschede niets aan de regelgeving behoeft te worden veranderd.
6.b. TNO-Dubbele tong: Dienen van 2 heren: het OM én de EU
TNO diende tegelijkertijd bij het OM en bij de EU een analyse in van de oorzaken van de Vuurwerkramp. Deze beide analyses waren tegengesteld aan elkaar geformuleerd, afhankelijk van de verschillende doelstelling die met beide analyses werd gediend. Saillant detail daarbij is dat de door TNO op het EU-project ingeplande onderzoekers tevens deelnamen aan het strafrechtelijk onderzoek.
Het Openbaar Ministerie kreeg van TNO de door het OM gewenste conclusie voorgeschoteld. Die gewenste conclusie was dat de oorzaak van de (escalatie tot) Vuurwerkramp zeker was gelegen in het ‘Te-veel-en-te-zwaar’ aanwezig hebben van vuurwerk door S.E. Fireworks. De classificatiemethodes waarop die conclusie was gebaseerd waren volgens TNO in orde.
De Europese Unie kreeg daarentegen een projectvoorstel voorgeschoteld waarin TNO juist het tegenovergestelde verkondigde. Volgens het projectvoorstel was het onverklaarbaar dat de massa-explosies zich konden voordoen bij het op de rampdag aanwezige vuurwerk in gegeven classificaties, hoeveelheden en opslagcondities. Volgens TNO was EU-gefinancierd onderzoek nodig naar de mogelijke massa-explosiviteit van tot nog toe als subklasse 1.3 (en 1.4) geclassificeerd vuurwerk. Ook moesten er betrouwbare classificatiemethoden worden ontwikkeld voor bulkopslag van vuurwerk.
7. NFI werkt naar vooraf bepaalde uitkomst
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en rechtsvoorganger het Gerechtelijk Laboratorium (GL) hebben een belangrijke rol gespeeld bij de technische onderzoeken naar de vuurwerkexplosies respectievelijk in Enschede (mei 2000) en Culemborg (februari 1991). Het NFI heet onafhankelijk te zijn, maar is gewoon een directoraat ingebed binnen het ministerie van justitie. Het NFI is bovendien voor het grootste deel afhankelijk van overheidsopdrachten en kan ook om die reden onmogelijk onafhankelijk van Justitie opereren. Vanaf Culemborg 1991 droeg het GL/NFI wetenschap van de tekortkomingen in de Nederlandse regelgeving, classificatie en opslag van vuurwerk. Dit knelt temeer daar dezelfde onderzoeker, ene ir. P.C.A.M. (Peter) de Bruijn verantwoordelijk was voor zowel het Culemborg onderzoek van het GL als voor het Enschede onderzoek van het NFI.
Het 'wetenschappelijke' onderzoeksrapport van het NFI naar de Vuurwerkramp vertoont op veel plaatsen aanwijzingen van een onderliggende bewijslogica die meer weg heeft van het toe redeneren naar een vooraf bepaald onderzoeksresultaat. Zo worden aannames even verder waarschijnlijkheden en worden waarschijnlijkheden ineens bewijzen. Dit alles zonder merkbare aanvulling van het ondersteunend materiaal. Dit NFI-hoofdrapport van de Vuurwerkramp 2000, heeft een hoofdrol gespeeld bij het uitmonden van de door hogere echelons gevoerde regie in de door de lagere echelons gevolgde tunnelvisie binnen de Nederlandse overheid. In die tunnelvisie is het kunnen ontstaan van een Vuurwerkramp onmogelijk indien de Nederlandse regelgeving was nagevolgd. Daarom moest er gerechercheerd worden naar inbreuken op die regelgeving: brandstichting of overtredingen van het vuurwerkbedrijf.
8. Landsadvocaat versus Openbaar Ministerie
De Landsadvocaat meent dat er bij het bedrijf geen sprake was van stelselmatige overtredingen van de milieuvergunning, terwijl het OM die overtredingen bewezen acht en daaraan grote bewijskracht toekent voor het kunnen uitbreiden van de brand tot ramp.[8] Hoewel dit geen bewijs is voor regie door de overheid, het Openbaar Ministerie en de landsadvocaat liegen immers wel vaker als hen dit goed uitkomt, is het wél een aanwijzing dat de overheid koste was kost buiten beeld moet blijven bij de schuldvraag.
Voetnoten
[1] De hoogste niveaus van opdrachtverstrekking zijn:
Betrokken bewindslieden, zoals Klaas de Vries (BZK tot 2002) en Piet-Hein Donner (Justitie 2002-2006).
Het college van procureurs-generaal als top van het Openbaar Ministerie, met name de vier achtereenvolgende voorzitters van het College.
De ambtelijke top van betrokken departementen. Met name het ministerie van BZK was dominant aanwezig vanaf meteen na de ramp. Maar er is meer.
[2] Een bedrijfsongeval was de meest logische optie. Niet alleen omdat het statistisch gezien verreweg de meest voorkomende oorzaak is van bedrijfsbranden, maar ook vanwege de specifieke omstandigheden van de brand bij S.E. Fireworks, zoals het tijdstip van de brand en de plaats waar de brand zou zijn begonnen. Ook latere aanwijzingen, zoals de door justitie weggeredeneerde getuigenverklaringen over gecontroleerd afschoten vuurwerk wezen in die richting.
[3] Dat er een sfeer heerste van een 'ouderwetse lynchpartij' staat opgetekend in het door BZK gesubsidieerde en in opdracht van het politiekorps Twente geschreven Tolteamdagboek 'Op zoek naar de onderste steen', opgetekend door politiewoordvoerder Maarten Bollen.
[4] Hier wordt gesproken over 'geheimgehouden notities' omdat de overheid zich met oneigenlijke argumenten verzet tegen de vrijgave van deze documenten. Alleen door onvoorzichtigheid van de overheid kwam steller (PvB) op de hoogte van het bestaan van deze interne nota's.
[5] De namen van betrokken (top)ambtenaren worden in latere artikelen vrijgegeven. Deze mensen kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd en ook niet in de Tweede Kamer ter verantwoording worden geroepen. Premier Rutte zette onlangs nog een Kamerlid op haar plaats die het waagde kritiek te uiten op laakbare gedragingen van ambtenaren. Rutte vindt dat ambtenaren buiten schot moeten blijven, zij houden immers het land draaiende.
[6] Een effectgerichte benadering gaat uit van de mogelijke effecten van een explosie van vuurwerk. Deze benadering resulteert in streng beleid met grote veiligheidsafstanden. Een risicogerichte benadering houdt rekening met de kans dat een incident optreedt. Deze benadering resulteert in soepeler beleid.
[7] AMVB is Algemene Maatregel Van Bestuur die werd opgesteld i.v.m. het treffen van een tijdelijke vuurwerkregeling, in afwachting van het steeds weer uitgestelde definitieve Vuurwerkbesluit 2002.
[8] Bron: Artikel in de Tubantia van 16 maart 2002, geschreven door twee justitieredacteuren. Zij spreken vol verontwaardiging over het spreken met twee monden (OM en Landsadvocaat) door de Staat der Nederlanden.
Bron : PvB
https://www.linkedin.com/pulse/regie-bij-onderzoeken-vuurwerkramp-paul-van-buitenen
https://twitter.com/PaulvanBuitenen?ref_src=twsrc%5Egoogle%7Ctwcamp%5Eserp%7Ctwgr%5Eauthor
https://www.linkedin.com/pulse/vuurwerkramprapportnl-inhoud-site-paul-van-buitenen/
Zie ook
https://twitter.com/rudibakker
en
https://emls.webnode.nl/search/?text=vuurwerkramp&type=2