Up-Date Dossier Vuurwerkramp // Rudi Bakker leidt advocatentuchtrechtelijk procedure(s) bij de Verzoekschriftencommissie van de Nederlandse Wetgever in.
Op 25 februari 2020 verscheen het bericht proef proces van Rudi Bakker middels aanhangig maken van een advocaat-tuchtrechtelijk herzieningszaak ingeleid door een herzieningsrekest rekest gericht tegen beslissing(en) van het Hof van Discipline te Den Haag in zaak waar twee advocatenkantoren ( te Enschede en Almelo) weigerden de namen van hun beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar(s) te noemen. Het Hof behandelt klachtzaken over advocaten in hoger beroep, die aanvankelijk in eerste rechtsinstantie hebben gespeeld bij de Raad van Discipline (RvD) in casu RvD-Overijssel)
V E R V O L G
==============
De dato 30 maart 2020 volgde een beslissing in zaakno : 190080H / 190237H waartegen door R.J. Bakker op 2 april 2020 beroep instelde wegens onbevoegdheid van de in die zaak genoemde tuchtrechtsprekende leden van het Hof van Discipline middels een inleidende mededeling aan de griffier, luidende :
Geachte griffier,
Uw hieronder staande e-mailbericht van donderdagmiddag 16 april 2020 (15:19 uur) heb ik gezien/gelezen
Inmiddels heb ik de zaak met R.J. Bakker besproken en bericht ik u thans als navolgt:
De dato 2 april 2020 werd voornoemd vijf bladzijden tellend beroepschrift ingediend per post en per e-mailbestand met verzoek de ontvangst te bevestigen. Voornoemd beroepschrift had de navolgende inhoud:
Zaaknummers .:190080H en 190237H
Haaksbergen, 2 april 2020
BEROEP TEGEN HERZIENINGSBESLISSING VAN HOF VAN DISCIPLINE VAN 30 MAART 2020 ZAAKNO : 190080H / 190237H WEGENS ONBEVOEGDHEID VAN DE GENOEMDE TUCHTRECHTSPREKENDE HOF VAN DISCIPLINE-LEDEN
INLEIDING :
Omdat het in beroep gaan tegen een herzieningsbeslissing welke tot stand is gekomen middels onwettige ontduiking van behandeling van het wrakingsrekest welke gerelateerd is aan het strafrecht en het strafprocesrecht door de geduide Leden van het Hof van Discipline dient er een buitengewoon rechtsmiddel te bestaan waarmee de litigieuze rechterlijke herzieningsbeslissing van het Hof van Discipline van 30 maart 2020 kan worden aangetast waardoor via deze weg van dit beroep van Bakker de gevolgen van zogenaamde ‘rechterlijke dwalingen’ kunnen worden rechtgezet. Heropening van de zaak ligt meer dan in de rede. Dit beroep wordt namens en opdracht van R.J. Bakker uit Enschede ingediend.
Dit schriftuur strekt er toe om beroep in te stellen tegen de beslissing van het Hof van Discipline van 30 maart zaakno.: 190080H / 190237H. Het verzoek om wraking van geduide Leden van uw Hof is op 27 maart 2020 dus tijdig ingediend weshalve het verzoek ontvankelijk is te achten. De herzieningsbeslissing van 30 maart 2020 is onbevoegd door geduide Leden van uw Hof genomen.
VOORGESCHIEDENIS
De dato 27 maart 2020 werd bij uw Hof een wrakingsrekest ingediend als hier onderstaand:
HANDHAVING VAN HET WRAKINGSVERZOEK VAN DE HEER R.J. BAKKER UIT ENSCHEDE TEVENS WRAKINGSVERZOEK GERICHT TEGEN Mr A, MR B, EN MR H.
De heer R.J. Bakker uit Enschede, ten deze verzoeker, heeft op 23 maart 2020 een wrakingsverzoek ingediend bij het Hof gericht tegen van mr Z.. In het wrakingsrekest werd het navolgende zakelijk gesteld :
Zoals door uw Hof schriftelijk gemeld d.d. 19 maart 2020 zal in de Enschedese tuchtrechtelijke vuurwerkramp-gerelateerde verzekeringstransparantie-zaak middels een besloten zitting zonder publiek en partijen op basis van aanwezige stukken door een meervoudige kamer van uw Hof op 30 maart 2020 de zaak zal behandelen t.a.v. het door Bakker op 30 december 2019 ingediende gemotiveerde vijf blz.-tellende herzieningsrekest gericht tegen de beslissingen van uw Hof van 13 december 2019 in de zaken 190080H en 190237H.
Uw Hof deelde 19 maart 2020 verder aan Bakker mede dat de samenstelling van de raadkamer als volgt is : mr. Z, voorzitter, mr. B en mr. Heijst, leden, en mr. X als griffier.
Verzoeker meldt uw Hof op voorhand dat het wrakingsverzoek niet persoonlijk is bedoeld en niet moet worden gezien als wraken om de wraak maar om uw Hof o.a. te verzoeken de leer van de rechtszuiverheid toe te passen in die zin te controleren dat elke tuchtrechter onbevangen tegenover de voorliggende zaak staat alsmede om Europese ontvankelijkheidsrechten te waarborgen.
Door de litigieuze zaaktoedeling met o.a. aanwijzing van mr. Z als behandelend voorzittende tuchtrechter heeft het bestuur van de Hof van Discipline miskend dat de behandeling van het herzieningsrekest o.a. door mr. Z op zijn minst de twijfel oproept t.a.v. het aanwezig zijn van volledige onafhankelijkheid, onpartijdigheid en dat mogelijk sprake is van vooringenomenheid en dat rechtspraak in eigen huishouding dreigt. Bakker kan zich niet aan de indruk onttrekken dat zowel uw Hof, waarvan mr Z. voorzitter is, beiden er belang bij kunnen hebben om deze zaak naar een voor hun gewenste uitspraak te leiden.
In de grondengeving van dit rekest zal verzoeker de feiten en omstandigheden duiden waarom en waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
WRAKINGSGRONDEN
De feiten en omstandigheden waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden nopen verzoeker om dit wrakingsrekest in te dienen.
Nu Bakker tijdig en met de nodige voortvarendheid dit rekest heeft ingediend bij uw Hof is hij ontvankelijk te achten in diens verzoek.
Wrakingsgrond 1
Per 1 januari 2020 zijn er nieuwe protocollen en reglementen in werking getreden ter vervanging van het huidige rolreglement, wrakingsprotocol en herzieningsprotocol.
Nu de Voorzitter (mr Z.) van het Hof namens het Hof de nieuwe protocollen en regelementen hebben gepromoot en mr Z. tevens zich zelf heeft belast met het voorzitterschap ter zitting van deze zaak in de Raadkamer d.d. 30 maart 2020 ligt wraking reeds alleen al om deze reden in de rede, waarvan akte.
Wrakingsgrond 2
Bij schriftuur d.d. 4 maart 2020 heeft Bakker onder kopje (5) tussenverzoek Uw hof verzocht om aan te geven of de Raad van Discipline te Den Haag door uw Hof wel of niet op de hoogte is gesteld van het hoger beroep van Bakker en zo ja om dan afschrift daarvan aan Bakker (gemachtigde) te doen laten toekomen. Uw Hof heeft tot op heden nagelaten te antwoorden.
Nu mr. Z als Voorzitter van het Hof dat valt aan te rekenen ligt om die reden wraking eveneens in de rede, waarvan akte.
Wrakingsgrond 3.
Vanaf november 2015 tot op heden is mr. Z naast Voorzitter van het Hof van Discipline tevens plaatsvervangend-voorzitter Kamer voor het Notariaat.
In casu is sprake van onverenigbaarheid van functies.
Bakkers tegenpartij werd civielrechtelijk in rechte vertegenwoordigd door Advocaten- en notarissen XXX te Enschede. Bakkers voormalig SE Fireworks VOF werd civielrechtelijk werd bijgestaan door Advocatenkantoor XX te Hengelo. Een milieu-en bestuursrechtelijk advocaat van Advocatenkantoor X te Almelo trad voor Bakker op in de onderhandelings- en bedrijfsverplaatsingsprocedure tegen de gemeente Enschede.
De publiekrechtelijke rechtsvoorganger van Advocatenkantoor XXX heeft nagelaten Bakker te informeren in 1998 dat hij als ex werknemer de toko overnam van zijn toenmalige werkgever/eigenaar van de grond en opstallen terwijl in geheime raadsvergadering gemeente Enschede het gemeentelijk voorkeursrecht in 1997 had gevestigd. De publiekrechtelijke rechtsvoorganger voldeed tegenover Bakker niet aan zijn notariële mededelingsplicht. De advocaat van genoemde Advocatenkantoor X uit Almelo liet na 13 mei 2000 totaal niets meer van zich horen bij Bakker en heeft het onderhandelings-en verplaatsingsdossier onder zich gehouden.
Nu alle betrokkenen aansprakelijk zijn gesteld en mr Z (van Hof van Discipline) zulks weet, althans behoort te weten ligt toewijzing van het wrakingsverzoek om die reden eveneens in de rede.
Wrakingsgrond 4
Het hoger beroep en alle daaronder liggende stukken gelieve het Hof hier herhaald en ingelast te beschouwen.
Tot 1 september 2017 was mr Z. betaald trainer bij de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA).
Bij die Orde van Advocaten was mr. Zuidema aldaar ook gelijktijdig bezoldigd docent beroepsopleiding Advocatuur voor en ten behoeve van die zelfde NOVA. Nu mr Z. eind 2017 nog op de pay-rol stond van de NOVA en hij in twee hoedanigheden mede de tuchtrechtjurisprudentie een bepaalde vorm heeft doen laten geven, is , mede ook gelet daarop er in de onderhavige zaak geen plaats om als tuchtrechter mee te beslissen in de Raadkamer in deze Enschedese tuchtrechtelijke vuurwerkramp-gerelateerde verzekeringstransparantie-zaak. Ook om die rede ligt wraking meer dan in de rede, waarvan akte.
Aanvullende motivering en toelichting
Mede gelet op voornoemde en onderstaande (bijzondere) omstandigheden en het gegeven dat nieuwe stukken zijn vrijgevallen vanwege het reviewonderzoek vuurwerkramp van de heer P. van Buitenen (zie daartoe o.a. www.vuurwerkramprapport.nl ) en vrijval van nog geen drie jaar geleden vrij gevallen talloze documenten en bescheiden stukken vanuit o.a. Awb- en WOB procedures die voorheen onder de tuchtrechtelijke radar zijn gebleven, dienen voor een zich zelf respecterende Voorzitter van het Hof van Discipline redenen te vormen het wrakingsrekest gegrond te verklaren onder inwilliging van het verzoek.
Motivering handhaving wrakingsrekest
Bij mailbericht d.d. 26 maart 2020 (14:46 uur) bevestigt een medewerkster van uw Hof aan de ontvangst van het d.d. 23 maart 2020 ter griffie ingezonden drie bladzijden tellende wrakingsrekest van verzoeker R.J. Bakker gericht tegen mr Z.
In voornoemd emailbericht wordt door de medewerkster gewag gemaakt van het hier onderstaande
Geachte mevrouw , Naar aanleiding van onderstaand verzoek bericht ik u het volgende.
Uit het toegezonden wrakingsverzoek van de heer Baakman leid ik af dat zijn client, de heer Bakker, er kennelijk geen vertrouwen in heeft dat ik zijn zaak als voorzitter van de combinatie behandel. Hoewel ik zijn aangevoerde gronden moeilijk kan duiden, heb ik er, in het belang van het vertrouwen dat partijen in de rechtspraak van het hof van discipline behoren hebben, in dit geval geen moeite mee in de wraking te berusten. Verzoeker geeft in het verzoek aan dat ik het wrakingsverzoek niet persoonlijk moet opvatten en dat doe ik ook niet. Integendeel, nu gelet op de organisatorische complicaties voortkomend uit de onlangs getroffen maatregelen in het kader van de Coronavirus is het juist goed dat ik als voorzitter van het hof mijn aandacht hier volop op richt. De griffier kan een andere voorzitter van de combinatie voor de behandeling van deze zaak aanwijzen. Met vriendelijke groet mr. Z, voorzitter hof van discipline.
Het bij uw Hof voornoemde ingediende herzieningsrekest en voornoemde wrakingsrekest alsmede de daarbij behorende producties gelieve u hier woordelijk herhaald als ingelast te beschouwen in de motivering van zowel het herzieningsrekest (ex-nunc) alswel in de motivering van dit rekest
De zaken 190080H en 190237H zijn op dieper niveau onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen derhalve zowel los van elkaar als wel in samenhang te worden beoordeeld.
Grond-1A
Als eerste grond wordt aangevoerd het feit dat doordat de uitspraakdatum van 30 maart 2020 ongewijzigd blijft in feite wordt voortgeborduurd op al het mogelijke werk van de heer mr Z. gerelateerd aan deze zaak. De uitspraakdatum dient te worden verschoven zodat de “nieuwe man/vrouw/combinatie” de zaak kan inlezen.
Grond-1B
Uit voornoemd “kattenbelletje” van mr Z. aan een medewerkster van het Hof kan geen formeel berustingsuitspraak worden gelezen. Het betreft hier slechts een feitelijke handeling krachtens burgerlijk recht. Ook indien uw Hof meent dat mr Z. rechtens wel juist zou hebben berust houdt Bakker in rechte dit rekest overeind en voert daartoe de navolgende gronden aan :
Grond-2
Voornoemde e-mailmededeling van mr. Zuidema aan een medewerkster van het Hof gedaan is door hem gedaan in zijn hoedanigheid van Voorzitter Hof van Discipline en niet in hoedanigheid van voorzitter van de behandelingscombinatie, waarvan akte. De zaken dienen opnieuw aan uw Hof en Wrakingskamer te worden voorgelegd, waarvan akte.
Bakker stelt, dat nu de interne toedeling van zaken binnen het Hof blijkbaar o.a. mr Z. er voor heeft gezorgd dat belast is geworden met het voorzitterschap in de vuurwerkramp gerelateerd herzienings-en wrakingszakenzitting zonder dat hij mededeling heeft gedaan aan het bestuur van de Hof van Discipline dat hij “niet vrij stond” o.a. omdat hij bij de Orde van Advocaten destijds gelijktijdig bezoldigd docent beroepsopleiding Advocatuur voor en ten behoeve van diezelfde NOVA was. Nu mr Z. eind 2017 nog op de pay-rol stond van van de NOVA en hij in twee hoedanigheden mede de tuchtrechtjurisprudentie een bepaalde vorm heeft doen laten geven wekt reeds de schijn van vooringenomenheid en conflicteert dit met o.a. het verdragsrecht waaronder art. 6 EVRM
VOORINGENOMENHEID
Bakker concludeert dat ook in dit geval niet voorbij kan worden gegaan dat o.g.v. nationaal advocatentuchtrechtbelang elk lid van het Hof van Discipline bij elke beoordeling van elk wrakingsverzoek door de Wrakingskamer kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit volgt ook uit constante Nederlandse jurisprudentie en uit het bepaalde en het volgt uitartikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering. Gelet op het bovenstaande concludeert Bakker dat hij meer dan voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zowel het wraken en een formele wrakingsuitspraak op zijn plaats is.
Ook omdat ook een vorm van seponeren zoals door mr Z. gedaan in zijn “kattenbelletje” – mede gelet op de inhoud daarvan – aanwijzingen oplevert dat zowel het Hof als wel mr Z zelf jegens Bakker vooringenomenheid koestert.
Gelet op de bemoeienis van mr. Z m.b.t. de totstandkoming van de rapportages en eindrapport van de Commissie Oosting en het feit dat tegen een aantal hoofdrolspelers WRRA-rekesten zijn ingediend behoeft het geen betoog dat Bakker het vertrouwen in de Advocatuur en het Nederlandse advocatenrecht en tuchtrechtspraak is kwijtgeraakt.
De dubbel- functies van advocaten die ook voor rechter/raadsheer kunnen spelen alsmede de nevenfuncties van rechters en advocaten hebben daartoe mede aan bijgedragen, waarvan akte.
Daarnaast concludeert Bakker dat mr Z. inhoudelijk niet op het wrakingsrekest is ingegaan en ook zijn “kattenbelletje” niet inhoudelijk motiveert. Bakker constateert dat mr. Z de corona-crisis gebruikt om ongemotiveerd de “bal” door te schuiven aan de Vice-Voorzitter van het Hof van Discipline mr. A en daardoor aan toetsing van zijn gedragingen door de Wrakingskamer en/of andere rechtscolleges te kunnen ontsnappen.
Grond-3
Bakker verzet zich ook tegen een voorzitterschap in de zaakbehandeling van hem in de persoon van de Vice Voorzitter van het Hof van Discipline mr. A, Mr. Z en mr. A behoren beiden tot het Presidium van het Hof van Discipline. Op geen enkele wijze blijkt dat mr A. was ingeroosterd en dat door mr A. is aangegeven dat hij vrij staat. Hij staat vanuit zijn functie als Vice-Voorzitter van het Hof van Discipline in casu te dicht bij de Voorzitter mr Z. en zulks kan de integriteit van het Hele Hof van Discipline doch ook de integriteit van de gehele rechterlijke macht raken.*
Mw. Mr. B is bezoldigd Kroonlid bij Uw Hof en reeds vanaf 1 januari 1999 Plaatsvervangend Kroonlid bij uw Hof van Discipline en heeft daarnaast talrijke betaalde nevenfuncties waaronder voorzitter van gemeentelijke beroep-en bezwaarschriftencommissies van de provincie Brabant en plv-lid van de Accountantskamer te Zwolle Rb-Overijssel.
Zij kan vanuit die positie belang hebben dat het handelen van het Hof van Discipline in deze zaak niet getoetst wordt omdat voornoemd Kroonlid ook reeds was benoemd onder voorzitterschap-benoeming van mr Z.
Zulks geldt ook voor advocaat mr. H die onder beide regiems was aangesteld als zaaks-tuchtrechter in de litigieuze zaak onder leiding van mr Z. Hij dient zich te verschonen.
Nu zoals bij uw bekend Bakker reeds een claim heeft neergelegd bij het advocaten-en notarissenkantoor XX te Hengelo en Advocatenkantoor X te Almelo alsmede bij zijn toenmalige bedrijfsverzekeraar en bij het gemeentebestuur van Enschede, en o.a. ingevolge daarvan het verhaalsrecht ook een rol speelt in deze zaak ligt het in de rede voor uw Hof om pre-judiciële vragen (*) te stellen o.a. omdat Bakker zijn zaken, ook deze zaak niet, aan een Constitutioneel Hof kan voorleggen en het Nederlandse advocatentuchtrechtstelsel en het toezicht daarop systeemfouten heeft, waarvan akte.
Tot zover het wrakingsrekest van 27 maart 2020 jegens mr. A., mr B en mr H.( zittingscombinatie)
BEVESTIGING ONTVANGST WRAKINGSREKEST
Het Hof van Discipline heeft de ontvangst van voornoemde vier bladzijden tellende wrakingsrekest gericht tegen de met naam noem genoemde Hof van Discipline-Leden op
27 maart 2020 schriftelijk per e-mail bevestigd.
BEROEPSGRONDEN TEGEN ONBEVOEGD GENOMEN BESLISSING
Bakker kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er bij voornoemde Leden van het Hof er sprake is van minachting jegens justitiabelen die het wagen om de gang naar de advocatentuchtrechter te maken en aldaar principiële kwesties die er toe doen aan de orde te stellen, in casu tuchtrechters die zich niet aan de eigen regels houden waardoor de justitiabelen - in casu hier de heer Bakker - in rechtens te respecteren wettige belangen worden getroffen.
De Leden van de zittingscombinatie hebben ondanks hun wetenschap dat tegen hun een wrakingsverzoek was ingediend toch in de hoofdzaak beslist zonder dat er op het wrakingsverzoek van 27 maart 2020 was beslist. Blijkbaar had uw Hof van Discipline in deze Advocatenkantoor XX naam-noemen-beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar enorme haast om de zaak voor Bakker äf te doen” en onherroepelijk te maken, terwijl reeds uit het “kattenbelletje”van de Deken Orde van Advocaten Overijssel blijkt dat er over de litigieuze verzekeringsperiode geen sprake was van volledige beroepsaansprakelijkheidsdekking in de door Bakker geschetste en aangegeven vuurwerkramptijdvlak.
Zoals hierboven reeds gesteld is wrakingsverzoek jegens mr A. en de twee anderen Leden (nog) niet behandeld en Bakker concludeert dat het Hof van Discipline tracht "slim" de voor het Hof gevaarlijke kwestie te overrulen door de waarheidsvinding pogingen van Bakker te doen laten verzanden.
Afsluitend concludeert Bakker dat in deze zaak het Hof van Discipline heeft gehandeld in strijd met haar eigen regels en jurisprudentie.
Bakker behoudt zich ter zake alle rechten voor.
Primair wordt verzocht de zaak te heropenen en het beroep gegrond te verklaren onder vernietiging van het bestreden beslissing, het wrakingsrekest in rechte te behandelen alsmede mr. H van Advocatenkantoor XX op te dragen de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van XX idem van het samenwerkingsverband XX/X te noemen en de Overijsselse Deken van Orde van Advocaten de heer mr. L te gelasten nadere onderzoeken in te stellen t.a.v. de dekkingsgraad van beide kantoren althans te beslissen zoals het in goede justitie betaamt.
Onder bevestiging ter zake voormeld, tekent, met hoogachting,
Uw dw., gemachtigde
Wegens achterwege blijven van enig antwoord van uw griffie volgde er een rappel van R.J. Bakker d.d. 6 april 2020 en een laatste rappel op 9 april 2020.
In uw e-mailbericht (van Hof van Discipline) van 16 april 2020 bericht u namens de Voorzitter o.a. dat de griffie het - BEROEPSCHRIFT DE DATO 2 APRIL 2020 VAN DE HEER R.J. BAKKER UIT ENSCHEDE TEGEN HERZIENINGSBESLISSING VAN HOF VAN DISCIPLINE VAN 30 MAART 2020 ZAAKNO : 190080H / 190237H WEGENS ONBEVOEGDHEID VAN DE GENOEMDE TUCHTRECHTSPREKENDE HOF VAN DISCIPLINE-LEDEN- zowel per e-mail als wel per post is ontvangen
In vervolg daarop bericht de gemachtigde van Bakker het Hof het navolgende :
Wat heeft te gelden is dat R.J. Bakker in beroep is gaan tegen een herzieningsbeslissing welke tot stand is gekomen middels onwettige ontduiking van behandeling van het wrakingsrekest welke gerelateerd is aan het strafrecht en het strafprocesrecht door de geduide Leden van het Hof van Discipline. Middels het in beroep gaan door R.J. Bakker dient zulk te worden gekwalificeerd als het aanwenden van een buitengewoon rechtsmiddel waarmee de litigieuze rechterlijke herzieningsbeslissing van het Hof van Discipline van 30 maart 2020 kan worden aangetast waardoor via deze weg van dat beroep van Bakker de gevolgen van zogenaamde ‘rechterlijke dwalingen’ kunnen worden rechtgezet. Heropening van de zaak ligt meer dan in de rede.
Het beroep van R.J. Bakker ( 5 blz.) is ingesteld op 2 april 2020 en gericht tegen de beslissing van het Hof van Discipline van 30 maart zaakno.: 190080H / 190237H.
Nu onomstotelijk vaststaat dat het beroep van R.J. Bakker van 2 april 2020 bij uw Hof is binnengekomen dient formeel in rechte op dat beroep worden beslist
De zaak kan niet worden afgedaan middels een e-mailbericht van een griffiemedewerkster. Ook niet indien zulk geschiede beweerdelijk namens de Voorzitter. In casu temeer niet nu de Voorzitter mede lijdend onderwerp is in deze verzekerings-en vuurwerkramp gerelateerde advocatentuchtrechtzaak waar o.a. het uitoefenen van recht van regres en subrogatie een onderdeel uitmaken.
Nu uw Hof zich niet heeft beroepen op het argument dat de onderhavige kwestie haar rechtsvormende taak te boven gaat omdat hier primair een taak voor de wetgever zou liggen en nu (helaas) voortgangsbericht na 7 dagen na 9 april 2020 wederom achterwege is gebleven wordt zulks dit door R.J. Bakker aangemerkt als een ontoelaatbare vorm van obstructie waardoor R.J. Bakker mij heeft verzocht om deze zaak bij de Wetgever in te leiden.
Bakker voornoemd behoudt zich het recht voor om de Nederlandse Staat aansprakelijk te stellen.
Onder voorbehoud van alle rechten en weren van de heer Bakker voornoemd,
tekent,
Gemachtigde
.....................
Opm.: EMLS
Het ligt in de rede dat deze zaak op de agenda
van de Verzoekschriftencommissie van de
Tweede Kamer wordt gezet.
Zie ook
https://www.linkedin.com/pulse/dien-claim-tegen-overheid-wegens-schade-vuurwerkramp-van-buitenen
en
en
en
https://emls.webnode.nl/search/?text=dossier+vuurwerkramp+&type=2