Dossier Vuurwerkramp // Nog 1x uitstel executie voor de Minister van Binnenlandse Zaken onder oplegging van een dwangsom van 100,-- euro per dag. Beroep tegen weigering om gevolg te geven aan eerdere uitspraak gegrond verklaard.

27-03-2021 12:07

De juridisch adviseur van Bakker heeft middels aanwenden van een rechtsmiddel d.d. 17 februari 2021 onder de aandacht gebracht van de Rechtbank Overijssel dat voornoemde rechtbank bij monde van de voorzittende  bestuursrechter op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in het geschil Bakker versus de Minister van BZK (AWB 20/1143)

 

Alstoen heeft de rechtbank in de overwegingen die hebben geleid naar het dictum en in het dictum zelf beslist en opgedragen aan de  Minister van BZK dat binnen 4 maand na verzending van de uitspraak (7 okt. 2020) de Minister alsnog op de aanvraag van de heer R. Bakker van 24 februari 2020 dient te beslissen.

 

Ondanks de duidelijkheid van de uitspraak heeft de minister zelfs ruim na 4 maanden later niet beslist weshalve dat kan worden geduid als een vorm van minachting van de Algemene Wet Bestuursrecht, de WOB en de bestuursrechtelijke taken en uitspraken van de Nederlandse bestuursrechtsprekende rechters en in het bijzonder van de Rechtbank Overijssel, aldus de juridisch adviseur namens Bakker.

Verder werd door Bakker naar voren gebracht dat hij zich niet aan de indruk  kan onttrekken dat de Minister tracht de fam. Bakker financieel uit te putten d.m.v. pepertuum mobiele herhalende besluitweigeringen.

Het weigeren om binnen de wettelijke termijnen of door de rechter bepaalde termijn te beslissen dient te worden gekwalificeerd als misbruik van procesrecht, waarvan akte werd gevraagd.

Het is daarom dat  R. Bakker persisteert bij zijn beroep incluis de veroordeling van de minister strekkende tot terugbetaling van griffierecht en veroordeling in de proceskosten van de Minister en de Minister te gelasten onder bepaling van een dwangsom om binnen een door uw Rechtbank te stellen termijn dat de Minister alsnog aan uw uitspraak van 7 oktober 2020 gevolg moet te geven, althans te beslissen zoals de rechtbank meent zoals het in goede justitie betaamt,

 

Op 8 maart 2021 diende de Minister een verweerschrift in met de navolgende strekking :

 

Naar aanleiding van de brief van 23 februari 2021 inzake het beroep van de heer R. Bakker tegen het niet tijdig uitvoeren van de uitspraak van 7 oktober 2020 (AWB 20/1143) zond de minister haar reactie.

 

De minister stelt:

Algemeen

Bij brief van 10 juni 2020 heeft Bakker beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit naar aanleiding van zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). Het Wob-verzoek heeft betrekking op een groot aantal aspecten van de vuurwerkramp te Enschede in het jaar 2000, alsmede de vuurwerkramp te Culemborg in 1991.

Bij de uitspraak van 7 oktober 2020 heeft uw rechtbank het beroep van Bakker tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek gegrond verklaard en mij opgedragen om binnen vier maanden na de dag van verzending van uitspraak alsnog op de aanvraag te beslissen. In uw brief verzoekt u mij gemotiveerd te verklaren:

a. of de beslistermijn is overschreden en zo ja, welke redenen daaraan ten grondslag liggen;

b. indien paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is, of een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb is verbeurd en zo ja tot welke hoogte (met overlegging van een daarover genomen beschikking als bedoeld in artikel 4:18 van de Awb), en

c. binnen welke termijn een besluit kan worden genomen.

 

Gronden van het beroep

Het beroep van Bakker richt zich tegen het niet beslissen op zijn Wob-verzoek binnen de door de rechtbank opgelegde termijn. Bakker verzocht uw rechtbank mij op te dragen om op straffe van een dwangsom binnen een door uw rechtbank te bepalen termijn uitvoering te geven aan de uitspraak van 7 oktober 2020, mij te veroordelen tot vergoeden van zijn proceskosten en terugbetalen van het griffierecht.

 

Verweer

Bakker betoogt terecht dat niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn op zijn Wob-verzoek is beslist. Ik betreur het ten zeerste dat ik niet in staat ben geweest om de uitspraak van uw rechtbank tijdig na te leven. Er zijn echter verschillende redenen waarom het niet mogelijk is gebleken om binnen deze termijn gehoor te geven aan uw uitspraak. Deze redenen zijn:

1) De omvang van het verzoek. Zoals ook in mijn verweerschrift van 3 juli 2020 (ZWO 20/1143 WOB) is aangegeven heeft eiser geweigerd mee te werken aan het preciseren van zijn verzoek ex art 3, vierde lid van de Wob.

2) Het Wob-verzoek heeft betrekking op oude informatie uit nog grotendeels papieren archieven.

3) Het verzoek bestrijkt een tijdspanne van bijna veertig jaar, hetgeen voor een omvangrijke zoekopdracht in de archieven zorgde. De archieven zijn niet geordend overeenkomstig de 32 informatiecategorieën die eiser in zijn Wob-verzoek heeft aangegeven.

4) Het heeft de behandelend ambtenaren van mijn ministerie bovendien geruime tijd gekost om toegang te krijgen tot de papieren archieven in Winschoten omdat het niet toegestaan was op locatie te werken en archieven te onderzoeken (vanwege de maatregelen rond COVID-19).

5) Vertraging in het externe inhuurproces (3 kandidaten die zich terugtrokken en problemen met vinden van fulltime capaciteit).

6) De recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:399) over de vuurwerkramp Enschede noopt mij tot herbeoordeling.

Ik verzoek u mijn verweerschrift van 3 juli 2020 als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Om op het Wob-verzoek van Bakker te kunnen beslissen heb ik een projectteam in het leven geroepen. Met ingang van augustus 2020 zijn de medewerkers van het speciaal voor de behandeling van het Wob-verzoek van eiser samengestelde projectteam bezig met de beoordeling van duizenden documenten van zeer diverse aard, daterend uit een tijdvak van ruim veertig jaar, op hun geschiktheid voor openbaarmaking. Voor de uitvoering van het project zijn externe krachten aangetrokken. Bij de projectwerkzaamheden wordt nauwkeurig uitvoering gegeven aan de aan de Wob en de hierop toepasselijke jurisprudentie.

 

Plan van aanpak

De initiële zoekopdracht leverde 15.000 documenten op, grotendeels in het papieren archief. Alle gevonden documenten zijn gedigitaliseerd tot 1.000-1.250 grote bestanden van rond de 500 pagina’s per bestand. Deze bestanden bestaan uit meerdere documenten en worden nu handmatig gesplitst en beoordeeld op relevantie voor het Wob-verzoek. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel documenten daadwerkelijk binnen het bereik van het verzoek vallen en uiteindelijk beoordeeld moeten worden.

Ik heb ervoor gekozen het Wob-verzoek door middel van deelbesluiten te behandelen. Voordeel voor Bakker daarbij is dat hij niet te hoeft wachten tot de voorbereiding van een allesomvattend besluit op zijn integrale verzoek volledig is voltooid, maar direct kan profiteren van het beschikbaar komen van een deel van de gevraagde documenten. Ik heb het Wob-verzoek onderverdeeld in drie categorieën (Vuurwerkramp Enschede 2000, wetgeving en classificatiesystemen gevaarlijke stoffen en vuurwerkramp Culemborg 1991). Dit komt overeen met de onderverdeling die verzoeker in zijn Wob-verzoek hanteert.

Ik heb besloten om te beginnen met een deelbesluit over de vuurwerkramp in Culemborg (het kleinste en meest overzichtelijke deel van het verzoek). Na het deelbesluit over Culemborg volgt een tweede deelbesluit met documenten die zien op de vuurwerkramp in Enschede en die al in concept beoordeeld zijn.

Op 24 februari 2021 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124475/201905128-1-a3/   zich gebogen over de toepassing van art 11, tweede lid, van Wob in relatie tot oudere dossiers zoals de vuurwerkramp Enschede. Aanleiding daarvoor was het hoger beroep van eiser tegen een Wob-besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterschap inzake de vuurwerkramp Enschede.

Deze recente en relevante uitspraak noopt mij tot herbeoordeling van mijn voorgenomen (deel)besluit. Er wordt op dit moment kritisch gekeken naar de wijze waarop de documenten zijn gelakt en voor zover nodig het besluit in overeenstemming brengen met de uitspraak van de Afdeling. Dit vergt ook tijd. Om die reden ligt er nog geen eerste deelbesluit en kan ik u op dit moment ook nog geen stukken toesturen.

 

Conclusie

Zoals uit het bovenstaande blijkt ben ik niet onwillig om het Wob-verzoek tijdig, volledig en correct te behandelen. Het zijn de omvang van het verzoek en de uitvoeringsmoeilijkheden die het tijdig beslissen op het verzoek in de weg staan. De inzet van mijn ministerie is erop gericht om het Wob-verzoek zo snel mogelijk af te handelen. Gelet op het voorgaande verwacht ik in de loop van zestien weken na verzending van deze brief alle deelbesluiten in de 3 genoemde categorieën te zullen hebben genomen. Desgewenst zal ik uw rechtbank op de hoogte houden van de voortgang door haar telkens een afschrift van een gegeven deelbesluit te doen toekomen. Binnenkort zal ik het eerste deelbesluit nemen. De voorbereidingen van het tweede deelbesluit zijn inmiddels goed gevorderd.

 

De Wet dwangsom wegens niet tijdig beslissen is niet van toepassing op de Wob, aldus meende de minister.

Ik verzoek u tevens om geen dwangsom te verbinden aan de door de rechtbank vast te stellen beslistermijn. Voor zover een dergelijke dwangsom zou beogen de behandeling van het verzoek te versnellen, moge het duidelijk zijn dat verweerder op dit moment al extra middelen aanwendt om op zo kort mogelijk termijn tot besluitvorming te komen.

Hoogachtend, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, getekend door de gemachtigde .

 

De rechtbank Overijssel  deed 26 maart 2021 uitspraak, verklaarde het beroep van Bakker gegrond onder opleggen van een termijn en dwangsom  

 

De juridisch adviseur van Bakker was niet bereikbaar voor commentaar. 

https://drive.google.com/file/d/1BFrNi8wgxVSwkSLNXsx9WXq177xHTZeu/view

https://emls.webnode.nl/search/?text=vuurwerkramp&type=2

 

=========

Opm. EMLS

De Rb-Ov te Zwolle heeft het beroep tegen de stilzittende minister van BZK bij uitspraak van vrijdagmiddag 26 maart 2021 gegrond verklaard waardoor

politiek-juridisch de demissionaire minister van Binenlandse Zaken thans in haar eigen spagaat zit. De vuurwerkrampzaak is reeds meer dan 20 jaar onder de rechter.