Recente Europese uitspraak van EU-Hof van Justitie maakt einde aan belastingontwijkende brievenbussen- postbussen- en kamerplanten firma's

29-04-2019 08:20

Door deze Europese uitspraak komen ook in Nederland de belastingontwijkende brievenbussen- postbussen- en kamerplantenfirma's in de gevarenzone. Het dictum van de Verklaring voor Recht en de beanwoording van de prejudiciële vragen maken mogelijk een einde aan de belastingontwijkende doorstroomconstructies van de brievenbussenfirma,s. 

 

Het Hof van Justitie EU te Luxemburg (Grote kamer) ging recent over tot beantwoording van de prejudiciële vragen en haalde vervolgens een streep door kunstmatige constructies en verklaarde het navolgende voor recht :

 

1)      De zaken C‑116/16 en C‑117/16 worden gevoegd voor het arrest.

 

2)      Het algemene Unierechtelijke beginsel volgens hetwelk justitiabelen zich niet door middel van fraude of misbruik kunnen beroepen op het Unierecht, dient aldus te worden uitgelegd dat de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties de vrijstelling van bronbelasting over winsten die door een dochteronderneming aan haar moedermaatschappij worden uitgekeerd, waarin is voorzien in artikel 5 van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/123/EG van de Raad van 22 december 2003, moeten weigeren aan een belastingplichtige in geval van fraude of misbruik, ook indien de nationale wet of de verdragen niet voorzien in bepalingen van die strekking.     

 

3)      Voor het bewijs van misbruik is vereist dat er sprake is van, ten eerste, een geheel van objectieve omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden van de Unieregeling weliswaar formeel zijn nageleefd, maar dat het door deze regeling nagestreefde doel niet werd bereikt, en, ten tweede, een subjectief element dat bestaat in het verlangen een uit de Unieregeling voortvloeiend voordeel te verkrijgen door kunstmatig de voorwaarden te creëren waaronder het recht op dat voordeel ontstaat. Rechtsmisbruik kan worden aangetoond aan de hand van een reeks aanwijzingen, voor zover deze objectief zijn en onderling overeenstemmen. Dergelijke aanwijzingen zijn onder meer het bestaan van doorstroomvennootschappen zonder economische rechtvaardiging alsook het louter formele karakter van het concern, de financiële constructie en de leningen.

 

4)      Een nationale autoriteit is niet verplicht de entiteit of de entiteiten te identificeren die volgens haar de uiteindelijk gerechtigde of gerechtigden tot de dividenden zijn, om te kunnen weigeren een onderneming te erkennen als uiteindelijk gerechtigde tot deze dividenden of om aan te tonen dat sprake is van rechtsmisbruik.

 

5)      Indien de regeling inzake vrijstelling van bronbelasting over de dividenden die een in een lidstaat gevestigde vennootschap heeft uitgekeerd aan een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap, die is neergelegd in richtlijn 90/435, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/123, niet van toepassing is doordat fraude of misbruik in de zin van artikel 1, lid 2, van deze richtlijn is vastgesteld, kunnen de in het VWEU neergelegde vrijheden niet worden ingeroepen om op te komen tegen de regeling van de eerstbedoelde lidstaat inzake de heffing van belasting over deze dividenden.

 

Bron : Curia.Europa.EU

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=211047&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=1053329

 

========================= 

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 29 april 2019