Italiaanse verjaringstermijnen in strijd met EU-recht.

02-01-2018 16:49

Betreffende een rekest om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Corte costituzionale (grondwettelijk hof, Italië) bij beslissing van 23 november 2016, ingekomen bij het Hof op 26 januari 2017, in een strafzaak is een verklaring voor recht genomen door het EU-Hof van Justitie, van de navolgende strekking :

 

Artikel 325, leden 1 en 2, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter krachtens deze bepaling verplicht is om in het kader van een strafrechtelijke procedure wegens strafbare feiten ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde bepalingen over verjaring die deel uitmaken van het nationale materiële recht, buiten toepassing te laten indien deze bepalingen eraan in de weg staan dat doeltreffende en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden opgelegd in een groot aantal gevallen van ernstige fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad, of indien in die bepalingen voor gevallen van ernstige fraude waardoor die belangen worden geschaad, verjaringstermijnen zijn vastgesteld die korter zijn dan voor gevallen van ernstige fraude waardoor de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden geschaad, tenzij niet-toepassing van de bepalingen in kwestie met zich meebrengt dat het legaliteitsbeginsel inzake delicten en straffen wordt geschonden doordat de toepasselijke wet onvoldoende nauwkeurig is, of doordat met terugwerkende kracht een wettelijke bepaling wordt toegepast waarbij voorwaarden voor vervolgbaarheid worden vastgesteld die strenger zijn dan die welke van kracht waren toen het strafbare feit werd gepleegd.

 

Het arrest is hier te lezen : https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=197423&pageIndex=0&doclang=NL&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=1116096

 

=============================

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 2 januari 2018