Juridische perikelen Vuurwerkramp-Enschede ( annotatie - 1 )

01-05-2014 16:21

Een inwoner uit Rijssen heeft o.g.v. de wob en archiefwet om openbaarmaking van het VerEsal-rapport (vuurwerkramponderzoek) gevraagd aan de Nederlandse Minister van Veiligheid en Justitie. Na het  doorlopen van de Awb-bezwarenprocedure en het instellen van beroep bij de Rechtbank-Overijssel heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

Daartegen is hoger beroep ingesteld. De dato 30 april 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard onder onverbindend verklaring van het bestreden punt in de mandaatregeling onder in standhouden van de rechtsgevolgen. Zie de jurisprudentieverwijzingen in onderstaande uitspraak !

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2014:1562

 

Tijdens het aanhangig zijn van het voornoemde hoger beroep bij de Raad van State  heeft een inwoner uit Enschede een rekest wob-ingediend bij de Minister van Veiligheid en Justitie eveneens om openbaarmaking van het VerEsalrapport. Dat verzoek werd door de Minister van Veiligheid en Justitie afgewezen. Het daartegen ingediende Awb-bezwaarschrift werd na een hoorzitting gegrond verklaard en gedeeltelijk werd het VerEsal-rapport verstrekt. Van belang is hierbij de verschillende beslismomenten en de toepasselijke leer van Awb-besluitvorming ex nunc en ex tunc.

 

Bij beschikking op bezwaar d.d. 1 april 2014 werd door de Minister het Vuurwerkramp geheten Daslookonderzoeksrapport onder wegvlakken van bepaalde gegevens openbaar gemaakt. De beroepstermijn voor de meest gerede partij staat op moment van schrijven van deze annotatie nog open.    

 

Ten aanzien van de nog overige vuurwerkrampstukken loopt op dit moment een wob- bezwaarschrift bij de Burgemeester van Enschede.

 

De uitspraak van de Raad van State van 30 april 2014 geeft een inkijk in de crux van deze zaak zijnde de cumulatie van bevoegdheden of juist niet zoals verankerd in de vigerende mandaatregelingen van de Minister van Veiligheid en Justitie die op het door appellant genoemde onderdeel  onverbindend is verklaard door de bestuursrechtsprekende staatsraad.

Saillant detail is dat de  vice-voorzitter van de Raad van State voorheen zelf Minister van Justitie was.

 

De litigieuze hoger-beroep uitspraak is voorts van belang vanwege het bevoegdheidsaspect, de competentieverdeling tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de hoofden van de arrondissementsparketten en daaronder ressorterende ambtenaren en het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal en plaatsvervangend hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal in opdracht van het College van procureurs-Generaal namens de Minister.

 

De mandaatregeling heeft in 2009 het “levenslicht” gekregen weshalve de vraag rijst wat de consequenties zijn van eerdere op rechtsgevolg gerichte beschikkingen waarbij de Minister van Veiligheid en Justitie zich heeft doen laten vertegenwoordigen door “gemachtigden” vanuit de getroffen mandaatregeling. 

 

Zie ook  update :

https://devuurwerkramp.nl/brondocumenten/wob/WOB_verzoek_BIZ_Enschede.pdf

 

https://devuurwerkramp.nl/brondocumenten/wob/uitspraak_20_02_2014_daslook.pdf                                                                                                   

 

https://devuurwerkramp.nl/brondocumenten/wob/WOB_den_oudsten_11_04_2014_bezwaar.pdf

 

Wordt zeker vervolgd !

 

De annotator .

 

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 1 mei 2014