Minister Carola Schouten beantwoordt de vragen van de Eerste Kamer naar aanleiding van het maatregelenpakket voor de stikstofproblematiek.

11-12-2019 08:59

Beantwoording Kamervragen naar aanleiding van het maatregelenpakket voor de stikstofproblematiek.. 

 

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat tijdens het debat in de Tweede Kamer inzake de aanpak van de stikstofcrisis, dat plaatsvond op 14 november 2019, betrokken coalitiefracties verschillende uitleg gaven aan de inhoud van de voorstellen over het aanpassen van de status, locatie en omvang van de Natura 2000-natuurgebieden. Kunt u aangeven hoe de voorstellen in de brief over aanpassingen van de omvang en locatie van natuur en Natura 2000-gebieden nu precies gelezen moeten worden?

 

De aangekondigde analyse heeft ten eerste betrekking op het nog eens zeer zorgvuldig bekijken of de in de aanwijzingen opgenomen soorten en habitattypen terecht zijn aangewezen, gezien de daarvoor geldende criteria van de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Ten tweede heeft de analyse betrekking op de vraag waar de soorten en habitattypen het beste kunnen worden beschermd. Als nu blijkt dat ze op andere plekken beter beschermd kunnen worden, is dat een reden om de discussie aan te gaan in Europa.

 

Kunt u aangeven wat het actuele beleidsstandpunt omtrent de status, ligging en kwaliteit van de Natura 2000-natuurgebieden is en hoe die afwijkt van de uitgangspunten van de huidige geldende natuurbeschermingswet?

 

Het actuele beleidsstandpunt over deze aspecten wijkt niet af van de uitgangspunten van de huidige geldende Wet natuurbescherming. De selectie van gebieden wordt geregeld in artikel 4 van de Vogelrichtlijn en artikel 4 van de Habitatrichtlijn. In de Wet natuurbescherming (artikel 2.1) is alleen geregeld dat de op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn aan te wijzen Natura 2000-gebieden worden aangewezen bij besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat dit aanwijzingsbesluit de begrenzing van de gebieden op kaart weergeeft en dat in het aanwijzingsbesluit in ieder geval de instandhoudingsdoelstellingen worden opgenomen waartoe de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn verplichten en dat de minister een actualisatieplicht heeft. De status van de gebieden wordt als zodanig bepaald door de artikelen 3 en 4 van de Vogelrichtlijn en de artikelen 3, 4 en 6 van de Habitatrichtlijn. De ligging en kwaliteit van de gebieden maken deel uit van de selectiecriteria die op grond van de richtlijnartikelen moeten worden toegepast, en de kwaliteit is mede bepalend voor de opgave die voor een gebied in een aanwijzingsbesluit wordt vastgelegd. Dat is niet wettelijk geregeld. De basis voor deze afweging is een beleidsdocument: het huidige Natura 2000 Doelendocument (2006). Uitgangspunt is dat landelijk een gunstige staat van instandhouding voor de relevante habitats en soorten wordt gerealiseerd, dat de gebieden daaraan bijdragen en dat eventuele uitbreidings- en verbeterdoelstellingen worden toegepast in die gebieden waar dat het beste haalbaar en betaalbaar is.

Kunt u aangeven hoe de Eerste Kamer de uitgangspunten, zoals u die verwoordt in de brief, moet betrekken bij de verdere behandeling van het wetsvoorstel Aanvullingswet natuur Omgevingswet?

 

De overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet door middel van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet geschiedt beleidsneutraal. Zoals in het voorgaande is aangegeven bevat de Wet natuurbescherming uitsluitend zeer basale regels over aanwijzingsbesluiten. Dat verandert niet bij de overgang naar de Omgevingswet. De uitgangspunten als verwoord in de brief leiden dus niet tot wijzigingen in het wetsvoorstel voor de Aanvullingswet natuur Omgevingswet of het daaraan uitwerking gevende ontwerp-Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet, zoals deze bij uw Kamer voorliggen.

 

Als de Europese Unie akkoord gaat met het veranderen van locaties, ligging dan wel status van de natuurgebieden, welke artikelen van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet zouden dan anders geschreven moeten worden? Daarin wordt immers vastgelegd dat de status, omvang en ligging van Natura 2000-gebieden niet aangepast wordt.

 

Zoals in het voorgaande is aangegeven, is geen aanpassing van wetteksten nodig. De Wet natuurbescherming voorziet in de mogelijkheid om aanwijzingsbesluiten aan te passen en dat blijft zo onder de Omgevingswet. De relevante artikelen zijn de volgende: het met het Aanvullingsbesluit te introduceren nieuwe artikel 3.20 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (eisen aanwijzingsbesluit) – dat uitvoering geeft aan het overeenkomstig het wetsvoorstel voor de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in de Omgevingswet op te nemen artikel 2.31a van de Omgevingswet - en het nieuwe artikel 10.6b van het Omgevingsbesluit (actualisatieplicht).

 

PVV

AERIUS calculator

 

De leden van de PVV-fractie constateren dat door middel van de AERIUS Calculator er per project berekend kan worden hoeveel stikstofdepositie het betreffende project veroorzaakt en in welk natuurgebied deze depositie neerslaat. U geeft aan dat dit in de praktijk goed werkt. Waarop baseert u dit? Wordt er met natuurgebieden Natura 2000-gebieden bedoeld? Werkt de calculator op basis van modellen? Wordt er ook gecontroleerd hoeveel stikstof er daadwerkelijk geproduceerd wordt? En hoeveel er daadwerkelijk neerslaat in de natuurgebieden? Zijn er verschillen geconstateerd in de hoeveelheid stikstof die berekend worden door de AERIUS Calculator en de hoeveelheid die daadwerkelijk gemeten wordt, indien er metingen in het veld plaatsvinden?

 

AERIUS Calculator ondersteunt de uitvoeringspraktijk aangezien een initiatiefnemer van een project de stikstofemissie kan invullen, waarna dit instrument het depositie effect op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden in Natura 2000-gebieden berekent. Met natuurgebieden wordt in dit geval inderdaad Natura 2000-gebieden bedoeld.

 

AERIUS Calculator maakt gebruik van verspreidingsmodellen om de emissie op een locatie om te rekenen naar een concentratie in de lucht en vervolgens een depositie op een hectare van een Natura 2000-gebied waar zich een stikstofgevoelig habitattype of leefgebied bevindt. Daarbij spelen naast de emissie ook onder andere de meteorologische condities, landgebruik in de omgeving en de ruwheid van het aardoppervlak ter plekke een rol.

De uitkomsten van dit verspreidingsmodel worden jaarlijks geijkt aan de hand van metingen via een drietal meetnetten die de concentratie in de lucht monitoren en de stikstof in de natte depositie meten. Zo meet het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) in elk Natura 2000-gebied de ammoniakconcentratie in de lucht. Dit levert jaarlijks een correctiefactor op waarmee de berekende stikstofdepositie wordt gecorrigeerd.

 

Ammoniakreductie via voermaatregelen

 

In welke mate verlaagt de ammoniakreductie via voermaatregelen de stikstofdepositie?

 

De depositie van ammoniak is afhankelijk van de ammoniakconcentraties in de lucht. De ammoniakconcentraties in de lucht zijn afhankelijk van ammoniakemissies uit de verschillende bronnen. Reductie van de emissie leidt dus tot reductie van de depositie. De mate waarin ammoniakemissie en -depositie verlaagd wordt, is afhankelijk van de gekozen eiwitreductie in het voer per diercategorie.

 

Hoe wil men in de praktijk de ammoniakreductie meten? Of gaat er gewerkt worden op basis van theoretische modellen? Indien dit laatste het geval is, hoe betrouwbaar is dat model? In hoeverre zijn er afwijkingen met daadwerkelijke metingen?

 

Nederland rapporteert de nationale emissies op grond van internationale afspraken. Dit voldoet aan wetenschappelijke toetsen en wordt ook internationaal gereviewed. De emissie van ammoniak wordt bepaald en verantwoord op basis van het National Emission Model for Agriculture. De bereikte reductie zal ook op deze wijze gemeten worden. De onderliggende modellen zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek met daadwerkelijke metingen. De onzekerheidsgrenzen van de uitkomsten van NEMA worden jaarlijks bepaald en vermeld.

 

In hoeverre is het verantwoord om het eiwitgehalte in veevoer te verlagen? En in hoeverre heeft verlaging van eiwitten invloed op dierenwelzijn én op de kwaliteit van het product (bijvoorbeeld vlees, melk, eieren) dat afkomstig is van het betreffende dier, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

 

In veel gevallen krijgt een dier meer eiwit gevoerd dan nodig voor een goede productie, gezondheid en welzijn. Dit overschot wordt in principe niet door het dier verbruikt en dus uitgestoten. Verlaging van het eiwitgehalte heeft tot doel het overschot weg te nemen. Omdat het dus het overschot betreft heeft dit geen invloed op dierenwelzijn of de kwaliteit van het product.

Vermindering depositieruimte

 

In uw brief geeft u aan dat ten minste 30% van de verminderde depositieruimte ten goede komt aan de natuur. Is dit niet weer een soort afroming van economische ontwikkelingen?

 

Met de in de brief van 13 november jl. aangekondigde maatregelen wil het kabinet zo spoedig mogelijk de stikstofdepositie terugdringen om de natuur te verbeteren en ruimte te bieden voor economische activiteiten. Deze maatregelen zorgen ervoor dat ruimte ontstaat om de benodigde extra woningbouw en infrastructuurprojecten te realiseren. Het uitgangspunt daarbij is, nu en bij volgende stappen, dat ten minste 30% van de verminderde depositieruimte ten goede komt aan de natuur. Zo wordt bijgedragen aan de vermindering van de stikstofbelasting van de Natura 2000-gebieden. De overige 70% is beschikbaar voor economische ontwikkelingen.

 

Natura 2000-vergunningen

 

Verder wordt in de brief aangegeven dat met het pakket maatregelen er geen Natura 2000-vergunningen meer aangevraagd hoeven te worden voor activiteiten die geen significante gevolgen hebben voor Natura 2000-gebieden, hetgeen in lijn is met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Is dat momenteel dan wel het geval? Zo ja, wat is daar de reden voor geweest? En zo ja, verzoeken de leden van de PVV-fractie u om een overzicht, waarin per jaar het aantal verstrekte Natura 2000-vergunningen wordt aangegeven, met significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden en zonder significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Zij ontvangen dit graag over de afgelopen 5 jaar.

 

De huidige vergunningplicht voor activiteiten die wel een verslechterend maar zeker geen significant negatief effect voor een Natura 2000-gebied hebben en dus de instandhoudingsdoelen niet in gevaar brengen, geeft mede invulling aan artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Die bepaling eist dat de lidstaten passende maatregelen nemen om verslechtering te voorkomen, maar laat de keuze van de maatregelen aan de lidstaten, als deze maar preventief en effectief zijn. Zoals het EU Hof in de uitspraak houdende beantwoording van de prejudiciële vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak in de PAS-zaak heeft aangegeven, heeft Nederland goede alternatieve mogelijkheden om de vereiste passende maatregelen te treffen en hoeft het daarvoor geen vergunningplicht te hebben. Gelet hierop kan de vergunningplicht worden beperkt. Dat gebeurt met het wetsvoorstel voor de Spoedwet aanpak stikstof, dat thans bij de Eerste Kamer in behandeling is.

 

De afgelopen vijf jaar zijn er naar ons inzicht in betrekkelijk weinig situaties 'verslechteringsvergunningen' (op basis van artikel 6, tweede lid) verleend. Het ging dan niet om projecten, maar om activiteiten die als andere handelingen konden worden aangemerkt. Op grond van de recente rechtspraak van de Raad van State over het PAS dienen alle initiatieven als projecten te worden aangemerkt waarvoor een Wnb-vergunning nodig is, indien mogelijke significant negatieve effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten.

 

Inzet vermindering van stikstofdepositie

 

De leden van de PVV-fractie lezen in uw brief het volgende: “De vermindering wordt op de volgende manier ingezet voor het verbeteren van de natuur en het mogelijke maken van woningbouw- en infrastructuurprojecten. De gemiddelde depositieverhoging in Natura 2000-gebieden is naar verwachting 0,3 mol/ha/jr als gevolg van de woningbouwprojecten. De gerealiseerde depositieverlaging die ten goede komt aan de versterking van de natuur bedraagt minimaal 30% en is naar verwachting 2,3 mol/ha/jr.” Kunt u nader toelichten hoe dit in de praktijk toegepast gaat worden?

 

Van de gerealiseerde stikstofreductie wordt 30% gereserveerd voor de verbetering van de natuur. In de praktijk wordt deze niet beschikbaar worden gesteld in het stikstofregistratiesysteem. Daarmee is deze niet beschikbaar voor bevoegde gezagen om aanvragen te honoreren.

 

Wijzigingsbesluit

 

Ten slotte constateren de leden van de PVV-fractie dat u aangeeft dat er wordt ingezet op het samenvoegen of herindelen van natuurgebieden. In afwachting daarvan worden geen nieuwe Natura 2000-gebieden op land aangewezen. Ook het zogenoemde wijzigingsbesluit aanwezige waarden zal niet worden vastgesteld. Kunt u nader uitleggen wat u specifiek wil aangeven met “ook het zogenoemde wijzigingsbesluit aanwezige waarden zal niet worden vastgesteld”?

 

In afwachting van de uitkomsten van de in de brief beschreven analyse wordt er nu geen vervolgstap gezet na de publicatie van het ontwerp-wijzigingsbesluit in 2018.

Partij voor de Dieren

 

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of u kunt aangeven op basis van welk onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek de verwachtingen ten aanzien ammoniakreductie via voermaatregelen zo hoog gespannen zijn.

 

De reductie potentiëlen zijn gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten en die zijn onder andere gebaseerd op concrete metingen. Het gaat om een veelheid aan (inter)nationale onderzoekresultaten en inzichten.

 

Welke zekerheden zijn er dat de voermaatregelen niet zullen leiden tot welzijns- en/of gezondheidsproblemen bij de dieren?

 

Onder andere de Verordening diervoederhygiëne ((EC) 183/2005) en de Verordening toevoegingsmiddelen ((EC) 1831/2003), en daarnaast nog de Algemene Levensmiddelenverordening ((EC) 178/2002) borgen het welzijn en de gezondheid van dieren in relatie tot diervoeder. Het welzijn en gezondheid van dieren is, net als voedselveiligheid, een randvoorwaarde voor maatregelen in de context van de voedselproductie. Bij het ontwikkelen van de voermaatregelen wordt hier nadrukkelijk rekening mee gehouden.

Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de PVV.

 

Waarin verschillen deze maatregelen in de onzekerheden omtrent de uitwerking van de PAS, die in het gebruik tot onaanvaardbare consequenties bleek te leiden, zoals in een vroeg stadium voorspeld werd?

 

Deze maatregelen verschillen doordat er in het PAS maatregelen werden gekoppeld aan een reductiedoelstelling in 2030, terwijl in dit geval het effect van de maatregel jaarlijks wordt bepaald. Ook wordt er pas ruimte voor ontwikkelingen mogelijk gemaakt als er in hetzelfde jaar een reductie van de stikstofuitstoot heeft plaatsgevonden. Van deze reductie mag 70% worden ingezet voor nieuwe ontwikkelingen. Er is dus geborgd dat er in hetzelfde jaar een daling van de stikstofuitstoot plaatsvindt.

 

Kunt u aangeven welke zekerheden omtrent de uitwerking te geven zijn en in hoeverre de maatregel te omzeilen is, zoals eerder gebeurde met fosforarm voer, waarbij in strijd met de bedoelingen vrij verkrijgbare ‘fosforbolussen’ werden toegevoegd?

 

Ik ben mij bewust van het door u geschetste risico en zal bij de verdere uitwerking van mijn maatregelen in overleg met de NVWA bezien op welke wijze een controlesysteem met verschillende parameters is te realiseren.

 

Voorts vernemen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie graag van u welke verwachtingen u heeft van een warme sanering van de veehouderij in termen van een blijvende afname van het aantal in de Nederlandse veehouderij gehouden dieren. Hoe rijmt u de inzet op vrijwillige uitkoop met de door de rechter opgelegde maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen en dus een verplichtend karakter hebben? Wat is uw ‘plan B’ als die verplichte vermindering niet haalbaar blijkt op basis van vrijwilligheid?

 

Nederland is gehouden de stikstofuitstoot op Natura 2000-gebieden terug te dringen. Dit betekent niet dat deelname aan een beëindigingsregeling een verplichtend karakter moet hebben. Met een beëindigingsregeling gericht op het verminderen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zal veehouders de mogelijkheid geboden worden om vrijwillig, tegen vergoeding, hun productie te beëindigen. Daarbij zal rangschikking van de aanmeldingen plaatsvinden op basis van de omvang van de stikstofdepositie van de individuele veehouderijlocaties op Natura 2000-gebieden. Locaties met de hoogste depositie komen daarbij als eerste in aanmerking voor een beëindigingssubsidie.

 

In de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv), waarvoor varkenshouders zich tot en met 15 januari 2020 kunnen aanmelden, is als voorwaarde opgenomen dat de varkenshouder die subsidie ontvangt zijn varkensrecht (varkenseenheden) definitief moet laten doorhalen. Dit varkensrecht is daarmee niet meer beschikbaar voor het houden van varkens. Op basis van het beschikbare budget van € 180 miljoen is de verwachting dat, bij volledige uitputting van dit subsidieplafond, circa 6 tot 8% van de varkenseenheden definitief uit de markt genomen wordt. Het aantal in Nederland gehouden varkens zal daarmee met een gelijk percentage afnemen.

 

Bron : OmgevingsWeb.NL

https://www.omgevingsweb.nl/nieuws/beantwoording-kamervragen-naar-aanleiding-van-het-maatregelenpakket-voor-de-stikstofproblematiek?utm_source=Mailing+Lijst&utm_medium=email&utm_campaign=Omgevingsweb+nieuwsbrief+11-12-2019

 

 

================================

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 11 december 2019