NEDERLAND - Geen beroep ingesteld: administratiekantoor, verzekeraar of advocaat verantwoordelijk?
Administratie- en belastingadvieskantoor Peijs & Kloos uit Bergen had een geschil met een klant over de betaling van meerwerkfacturen. Het verloor de procedure daarover bij de rechtbank, maar wilde daar hoger beroep tegen aantekenen.
26 juli 2024 door Accountancy Vanmorgen
Alleen: niemand deed dat. Een flinke strop voor het kantoor. Wie is daarvoor verantwoordelijk? Daarover gaat het nu in een civiele procedure bij de rechtbank Amsterdam. Volgens Peijs & Kloos is het de fout van rechtsbijstandverzekeraar DAS, maar DAS wijst op haar beurt naar het ingeschakelde advocatenkantoor.
VVE’s
Peijs & Kloos houdt zich onder meer bezig met het beheren, besturen en adviseren van VVE’s. Op enig moment kreeg het administratie- en belastingadvieskantoor een juridisch conflict met een VVE, die haar (meerwerk)facturen niet betaalde. In het najaar van 2019 werd daarom DAS ingeschakeld door Peijs & Kloos, de rechtsbijstandverzekeraar van het kantoor.
Vorderingen afgewezen
In april 2021 maakte Peijs & Kloos bij DAS kenbaar een procedure te willen starten bij de rechtbank en deed daarbij een beroep op haar vrije advocaatkeuze. De zaak werd door DAS uitbesteed aan mr. S.R. van der Boom van CKH Advocaten. Op 12 juli 2023 ontving Peijs & Kloos het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg, waarin haar vorderingen waren afgewezen. Peijs & Kloos liet DAS weten in hoger beroep te willen.
DAS aansprakelijk gesteld
Peijs & Kloos deed voor het hoger beroep opnieuw een beroep op haar vrije advocaatkeuze en vond een ander advocatenkantoor dan in de procedure bij de rechtbank bereid om de zaak te doen. Het advocatenkantoor sloot een overeenkomst met DAS tot behandeling van de zaak. Maar uiteindelijk werd het hoger beroep niet aanhangig gemaakt. Peijs & Kloos vindt dat de fout van DAS, houdt DAS hiervoor verantwoordelijk en stelde de verzekeraar aansprakelijk. Ook het advocatenkantoor stelde DAS aansprakelijk omdat zij door de fout van DAS de overeenkomst niet meer kon uitvoeren. Zij kon Peijs & Kloos niet bijstaan in hoger beroep. Hetadvocatenkantoor vordert daarom als schade het positief contractsbelang van DAS.
Vrijwaring
De hoofdzaak, waarin DAS aansprakelijk wordt gesteld door Peijs & Kloos en het advocatenkantoor, loopt nog. Maar DAS begon ondertussen een vrijwaringsprocedure tegen het advocatenkantoor en haar twee maten. DAS legt aan haar vordering ten grondslag dat als haar door Peijs & Kloos al enig verwijt kan worden gemaakt, dat verwijt ook het advocatenkantoor treft. De advocaten van het advocatenkantoor waren namelijk verantwoordelijk voor het aanhangig maken van het hoger beroep en DAS ging in haar correspondentie met Peijs & Kloos af op berichtgeving van het advocatenkantoor. Als DAS dus in de hoofdzaak aansprakelijk wordt gehouden voor de schade van Peijs & Kloos, heeft DAS er recht en belang bij om het advocatenkantoor (de maatschap en haar twee maten) in vrijwaring op te roepen het advocatenkantoor hoofdelijk (mede)aansprakelijk is.
Juridisch kader
Artikel 210 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geeft de mogelijkheid om iemand in vrijwaring op te roepen als een partij meent daartoe gronden te hebben. Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van een derde is vereist dat de gedaagde in de hoofdzaak (hier: DAS) voldoende gemotiveerd en concreet stelt dat sprake is van een rechtsverhouding met die derde op grond waarvan die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding en de gegrondheid van een gestelde verplichting tot vrijwaring hoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de eventuele vrijwaringszaak moeten worden onderzocht.
Oordeel
Vrijwaring is er dus voor bedoeld om een partij (meestal een derde die nog niet bij het geschil is betrokken) bij de procedure te betrekken, zodat in dit geval DAS bij een eventuele veroordeling in de hoofdzaak voor de vordering van Peijs & Kloos die veroordeling op de derde kan verhalen. DAS wil in dit vrijwaringsincident één van de eisers, het advocatenkantoor, oproepen in vrijwaring. Het instrument van vrijwaring is hiervoor in dit geval echter niet passend, oordeelt de rechtbank. Het advocatenkantoor is immers geen derde die nog niet bij de procedure is betrokken en daarmee nog niet bekend is, maar een procespartij. Als DAS meent een (voorwaardelijke) tegenvordering op het advocatenkantoor te hebben, dan staat het haar vrij een vordering in reconventie in te stellen. Dat heeft als voordeel ten opzichte van een aparte vrijwaringsprocedure dat de hoofdzaak geen verdere vertraging zal oplopen. De hoofdzaak en vrijwaring worden bij voorkeur namelijk gelijktijdig behandeld, zodat de hoofdzaak in dat geval zal moeten wachten op de vrijwaring. DAS heeft niet onderbouwd wat het voordeel is van een aparte vrijwaringsprocedure boven het instellen van een (voorwaardelijke) vordering in reconventie. Voor DAS ontbreekt daarom het belang om een afzonderlijke vrijwaringsprocedure te beginnen, oordeelt de rechtbank.
Maatschap en maten
Dat alleen het advocatenkantoor als procespartij optreedt en niet (expliciet) de twee maten maakt het voorgaande niet anders, althans, DAS heeft geen stellingen ingenomen die het voorgaande anders maken. Een maatschap, zoals het advocatenkantoor, heeft als algemeen wordt aangenomen wel procesbevoegdheid ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid en treedt daarbij op voor de gezamenlijke maten. Onder de maatschap dient in deze procedure te worden verstaan haar individuele maten (vgl. HR 5 november 1976, LJN AB7103, NJ 1977/586).
De incidentele vordering wordt dan ook afgewezen, omdat DAS geen belang heeft bij deze vordering. In de hoofdzaak is nog geen vonnis gewezen, de hoogte van de geclaimde schade is dan ook niet helder.
Bron : AccountancyVanmorgen.NL