Nederlands OM niet onafhankelijk volgens Europees Hof: gevolgen voor overlevering van verdachten
De Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam gaat voortaan bij overleveringsverzoeken per taak of bevoegdheid beoordelen of deze nog aan het Openbaar Ministerie toekomt. Ook moeten verdachten die op verzoek van een Europese lidstaat in Nederland worden aangehouden, veel eerder dan tot nu toe gebruikelijk voor de rechter verschijnen, zodat deze over de verdere detentie kan oordelen. Dat zijn de belangrijkste gevolgen van een arrest van het Europees Hof van eerder deze week.
OM geen ‘uitvoerende rechterlijke autoriteit’
Onder de huidige overleveringswetgeving – die het overleveren van verdachten tussen Nederland en andere Europese lidstaten regelt – heeft het OM diverse taken en bevoegdheden, onder andere met betrekking tot de detentie van personen waartegen een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) is uitgevaardigd. Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van een Belgische rechter oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie op 24 november 2020 (zaak C-510/19, ECLI:EU:C:2020:953, zie ook het persbericht van het Hof (pdf, 0 B)U verlaat Rechtspraak.nl) echter dat het OM in Nederland niet als ‘uitvoerende rechterlijke autoriteit’ kan gelden in het kader van de overleveringsprocedure. De reden hiervoor is dat de minister van Justitie en Veiligheid bevoegd is tot het geven van individuele instructies en aanwijzingen aan het Openbaar Ministerie. Hierdoor opereert het OM naar het oordeel van het Hof in de overleveringsprocedure onvoldoende onafhankelijk.
Grote gevolgen voor rol OM
Het oordeel van het Hof heeft grote gevolgen voor de rol van het OM in de uitvoering van Europese Aanhoudingsbevelen die door andere EU-lidstaten zijn uitgevaardigd. In de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam wordt in algemene zin geoordeeld dat, totdat de Nederlandse wet naar aanleiding van het arrest van het Hof is aangepast, de IRK per taak of bevoegdheid zal beoordelen in hoeverre deze nog aan het Openbaar Ministerie toekomt.
Rechtbank moet eerder oordelen over detentie
Meer specifiek oordeelt de rechtbank dat het OM nog steeds bevoegd is om personen tegen wie een EAB is uitgevaardigd gevangen te zetten, maar dat de verdere detentie van de betrokken persoon kort daarna door de raadkamer van de rechtbank beoordeeld moet worden, in plaats van pas wanneer de zaak inhoudelijk door de rechtbank wordt behandeld. Ook heeft de rechtbank duidelijk gemaakt dat wanneer zij de overlevering toestaat, die beslissing ook een machtiging inhoudt aan het OM om de betrokken persoon daadwerkelijk over te brengen naar de lidstaat die het EAB heeft uitgevaardigd.
De uitspraak is te lezen op o.a.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI%3ANL%3ARBAMS%3A2020%3A5778
Bron : Bijzonder Strafrecht.NL