Nogmaals: de civiele cassatiebalie.

11-07-2016 16:22

In onze tekstbijdrage van 31 maart 2016 https://emls.webnode.nl/news/reactie-vanuit-emls-op-rapport-evaluatie-civiele-cassatie/  hebben wij aandacht besteed aan het toen gepubliceerde Rapport evaluatie civiele cassatie.  Wij hebben in die tekstbijdrage onder meer opgemerkt dat het in dat rapport genoemde aantal van civiele cassatie-advocaten niet overeenkomt  met de door de Vereniging van Civiele Cassatieadvocaten uitgegeven lijst van cassatieadvocaten. Wij hebben voorts opgemerkt dat moet worden afgewacht van welke cassatieadvocaten de inschrijving gehandhaafd blijft gelet op de tegenwoordig geldende inschrijfvoorwaarden. Laatstgenoemde opmerking blijkt – onverwacht – actueel.  Immers uit een recent arrest van de Civiele Kamer van de Hoge Raad van 5 juli jl. (zaaknr. C 16/02744, ECLI:NL:HR:2016:1389) valt af te leiden dat het rechtsgeding in cassatie wordt geschorst indien de cassatieadvocaat die zich oorspronkelijk als zodanig heeft gesteld, tijdens de duur van de cassatieprocedure de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden heeft verloren. Die beslissing is technisch juist, echter uit de aan dit arrest voorafgegane Conclusie Procureur-Generaal van de A-G mw. E.M. Wesseling – Van Gent wordt de volle omvang van de onderliggende problematiek duidelijk. In haar Conclusie stelt zij onder meer (CPG sub 2.2): “Gezien de ruime vraagstelling in dit incident en de – mij ambtshalve bekende – omstandigheid dat er thans verschillende zaken bij de Hoge Raad aanhangig zijn waarin op enig moment in de cassatieprocedure de voor een procespartij optredende advocaat zijn of haar aantekening als cassatieadvocaat heeft verloren dan wel (op korte termijn) zal verliezen, zal ik de problematiek in een zo breed mogelijk kader uiteenzetten.”.  Gedoeld wordt dan op de vraagstelling vanuit de Hoge Raad zelf wat de processuele gevolgen zijn van het vervallen van de (voorwaardelijke) aantekening van `advocaat bij de Hoge Raad` op het tableau tijdens een aanhangige cassatieprocedure waarin de desbetreffende advocaat namens een procespartij optreedt.

Een analyse van voormeld tekstblok leidt ertoe te stellen dat het hier ten minste om meerdere cassatieadvocaten gaat; een (duidelijk) getal wordt evenwel niet genoemd. Dat laatste valt te betreuren, nu toch deze A-G in haar Conclusie twee andere aspecten duidt die ieder voor zich schreeuwen om aandacht en benadrukking: hoe is of wordt de klant geïnformeerd over dit dreigende onheil, en wat doet de NOvA? De klant die gebruik maakt van de diensten van een cassatieadvocaat kan volstrekt onwetend zijn (of: worden gelaten) over de omstandigheid dat zijn of haar cassatie-advocaat op korte termijn die hoedanigheid gaat verliezen. Op welke wijze die advocaat in zijn of haar opvolging heeft voorzien is thans naar buiten toe niet duidelijk. De Portefeuillehouder Civiele cassatie heeft dan toch tezamen met de NOvA zelf hierin een taak en (eigen) verantwoordelijkheid.

Aanhaling verdient aldus sub 2.40 in gemelde CPG, alwaar deze A-G stelt: “Uiteraard is het aan de cassatieadvocaten die onder het hiervoor geschetste regime vallen (…) tijdig voor een oplossing van hun cliënt(en) zorg te dragen door een (wel) gekwalificeerde kantoorgenoot of andere cassatie-advocaat in te schakelen. Een oproep daartoe door de NOvA zou wellicht behulpzaam kunnen zijn bij het noodzakelijke bewustwordingsproces bij de cassatieadvocaten die het aangaat.”.  Er rust aldus een zorgplicht op vooreerst de betrokken cassatieadvocaat zelf. Echter in het belang van de rechtzoekende zou de NOvA een (nieuwe) lijst van beschikbare cassatieadvocaten moeten opstellen en publiceren gebaseerd op de hierboven beschreven kennelijk manifeste uittreding van meerdere cassatieadvocaten.

 

Wordt vervolgd !! 

 

============================

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 11 juli 2016