Ondervragingsrecht getuigen, art. 6.3.d EVRM.

19-02-2020 10:08

HR herhaalt dat in de situatie dat de getuige zich van het geven van een getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen verschoont o.g.v. een daartoe door de wet gegeven bevoegdheid en de getuige dientengevolge weigert antwoord te geven op de vragen die de verdediging hem stelt of doet stellen, een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging ontbreekt (vgl. ECLI:NL:HR:2017:1017). HR herhaalt het voor dergelijke situaties met het oog op art. 6 EVRM gegeven toetsingskader uit ECLI:NL:HR:2017:1016. Het hof heeft dit toetsingskader tot uitgangspunt genomen en geoordeeld dat de tegenover de politie afgelegde verklaringen van A als getuige bruikbaar zijn voor het bewijs, nu de betrokkenheid van verdachte niet in beslissende mate op die verklaringen is gebaseerd maar in voldoende mate steun vindt in andere b.m. Daarbij heeft het hof betrokken dat dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van A waarop de betwisting door verdachte - die in de kern inhoudt dat hij wel de door hem aan A verhuurde woning regelmatig heeft bezocht, maar niet wist dat in die woning een hennepkwekerij aanwezig was, en dat hij niet een energienota bij het GWK heeft voldaan - is gericht. Enerzijds houden de verklaringen van A immers onder meer in dat verdachte A heeft gevraagd de hennepkwekerij in de woning te bewaken, dat verdachte A alles heeft laten zien van de kwekerij, dat verdachte A in contact heeft gebracht met de personen die de kwekerij onderhielden, dat verdachte er een keer bij was toen die personen plantjes meenamen in een busje en dat verdachte een betaling bij het GWK heeft verricht voor gas, water en licht. Anderzijds blijkt uit de overige bewijsmiddelen dat verdachte was belast met het beheer van de woning, dat verdachte A heeft benaderd voor het bewonen van de woning, waarna A naar een parkeerterrein bij een hotel in Wassenaar is gebracht voor een ontmoeting met verdachte, dat verdachte een keer per week langs ging bij de woning waar in meerdere vertrekken kweekruimtes zijn aangetroffen, dat blijkens een betalingsbewijs verdachte een bedrag aan Nuon heeft voldaan en dat veelvuldig telefonisch contact bestond tussen verdachte en A. Het hof heeft voorts bij zijn oordeel betrokken dat de door verdachte gegeven (alternatieve) verklaring dat de contacten met A slechts zouden gaan over een gouddeal, geen steun vindt in het dossier en ongeloofwaardig is. Gelet op een en ander is het oordeel van het hof dat de bewezenverklaring niet uitsluitend of in beslissende mate berust op de verklaringen van A en dat die verklaringen voor het bewijs mogen worden gebruikt, niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders. Samenhang tussen 18/00173 en 18/00190.

 

Bron

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI%3ANL%3AHR%3A2020%3A227&showbutton=true