Ontstaan redelijke verdenking van een nieuw strafbaar feit is, ondanks latere vrijspraak, voldoende om na een eerder sepot alsnog tot vervolging over te gaan

01-09-2020 08:22

De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan haar in de zaak met parketnummer 09-163669-17 is ten laste gelegd (de bedreiging) en ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 09-173477-16 veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van €300, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

 

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu het Openbaar Ministerie de zaak eerder voorwaardelijk heeft geseponeerd. Nu niet is bewezen dat de verdachte nadien een strafbaar feit heeft gepleegd, immers zij is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan haar in de zaak met parketnummer 09-163669-17 is ten laste gelegd (de bedreiging), kan niet worden gezegd dat zij de voorwaarden van het sepot heeft overtreden. Dit maakt dat het voorwaardelijk sepot in stand dient te blijven en in de weg staat aan de onderhavige vervolging van de verdachte.

 

Daarnaast zou het vervolgen van de verdachte een schending van het vertrouwensbeginsel opleveren. Immers de verdachte mocht ervan uitgaan dat zij niet vervolgd zou worden indien zij zich gedurende de proeftijd aan de voorwaarden zou houden, hetgeen zij heeft gedaan. Dit alles dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, aldus de raadsman van de verdachte.

 

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

 

Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:3639) is het ontstaan van de redelijke verdenking van een nieuw strafbaar feit voldoende om ondanks een eerder sepot, zoals in de onderhavige zaak, alsnog tot vervolging over te gaan. Dat de verdachte vervolgens is vrijgesproken van dat nieuwe feit maakt niet dat het Openbaar Ministerie alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van het aanvankelijk voorwaardelijk geseponeerde feit. Het hof verwerpt het verweer en verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.

 

Lees hier de volledige uitspraak van het Gerechtshof Den Haag op:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI%3ANL%3AGHDHA%3A2020%3A1408&showbutton=true .