Op grond van artikel 2.7.50 van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie de analyse van data in de toekomst uitbesteden aan een derde.
Artikel 2.7.50 nieuw Strafvordering19 luidt: 1. In geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, kan de officier van justitie de persoon die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt en van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde gegevens, bevelen dat hij deze gegevens bewerkt en de daardoor verkregen gegevens verstrekt. 2. Indien het bevel betrekking heeft op een persoon die aanspraak kan maken op bronbescherming als bedoeld in artikel 1.6.8 of op communicatie die wordt beschermd door het telecommunicatiegeheim kan de officier van justitie het bevel alleen geven na een daartoe verleende machtiging van de rechter-commissaris. Artikel 1.6.8, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 3. De officier van justitie kan in het bevel bepalen dat degene tot wie het bevel is gericht, de bewerking in overeenstemming met de aanwijzingen van de opsporingsambtenaar uitvoert. 4. De officier van justitie kan de in het eerste lid bedoelde persoon bevelen inlichtingen te verstrekken over de gegevens waartoe hij toegang heeft en over de handelingen die nodig zijn om de in het eerste lid bedoelde bewerking uit te voeren.
Nu op grond van artikel 2.7.50 van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering de officier van justitie de analyse van data in de toekomst kan uitbesteden aan een derde is dit dan niet de vangkat op het .......