Rede Dineke de Groot bij de installatie als president van de Hoge Raad
"Het is gebruikelijk dat de aantredende president van de Hoge Raad zelf spreekt bij de installatie. Deze gelegenheid wil ik graag gebruiken om met u stil te staan bij het vertrouwen in de rechtspraak." Dineke de Groot
"De Hoge Raad heeft een leidende rol in de rechtspraak in de democratische rechtsstaat op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden. Er wordt wel eens gezegd dat een graadmeter voor een gezonde democratische rechtsstaat is of de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in rustig vaarwater verkeren.
In Frankrijk werd pas geleden de leraar Samuel Paty om het leven gebracht, na een les die hij aan zijn klas had gegeven over de vrijheid van meningsuiting. In Hongarije raakte rond dezelfde tijd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht weer in opspraak, deze keer door de benoemingsprocedure voor de president van de Hongaarse Hoge Raad.
Beide kwesties bevatten een signaal dat het functioneren van de democratische rechtsstaat in de Europese samenleving onder druk staat. Dat signaal is in Nederland herkend.
Temidden van de tweede coronagolf wordt vandaag op scholen gesproken over het belang van de vrijheid van meningsuiting. De gezondheidscrisis gaat gepaard met nieuwe onzekerheden in het leven. En met regels die tegen de menselijke natuur ingaan, zoals afstand van elkaar houden en met weinig mensen samenkomen.
Deze periode laat wereldwijd zien dat het van pas komt als regels en instituties in de democratische rechtsstaat op orde zijn, maar dat voor vertrouwen in de aanpak mede van belang is of men de omgang met de regels ervaart als geloofwaardig. Dat herken ik als rechter. Zowel de rechtsregels zelf als de omgang daarmee zijn van invloed op het vertrouwen in de rechtspraak.
Al in 1924 zei de Engelse rechter Lord Chief Justice Hewart er dit over: “ (...) justice should not only be done, but should manifestly and undoubtedly be seen to be done”.[1]
Dat is in Nederland algemeen aanvaard. Het is de bedoeling dat de grondwettelijke taak van de rechterlijke macht om geschillen en strafbare feiten te berechten zo wordt vervuld dat het vertrouwen in de rechtspraak wordt behouden en bevorderd. Vertrouwen in de rechtspraak is echter geen vast omlijnd begrip. Er valt meer over te zeggen dan hier mogelijk is.
Vandaag maak ik enkele opmerkingen over de band tussen vertrouwen en rechtspraak.
Op internet levert het woord vertrouwen tal van omschrijvingen op. De meeste gaan over de wil en het gedrag van degene die vertrouwen heeft, bijvoorbeeld het geloof dat iemand eerlijk is, de verwachting dat je niet zult worden benadeeld, de bereidheid om afhankelijk van iets of iemand te zijn.
Een juridische betekenis van vertrouwen verschijnt als je zoekt op de woorden gerechtvaardigd vertrouwen. Dat is vertrouwen dat door het recht pleegt te worden beschermd.
Maar met vertrouwen in de rechtspraak wordt op iets anders gedoeld, namelijk op het sociaal en institutioneel vertrouwen. Met sociaal vertrouwen wordt het vertrouwen aangeduid dat iemand stelt in de medemens, en met institutioneel vertrouwen het vertrouwen dat iemand stelt in een institutie, bijvoorbeeld het leger of de politie. Naar de stand van het sociaal en institutioneel vertrouwen in medemensen en instituties wordt in Nederland en Europa periodiek onderzoek gedaan, onder meer door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het sociaal vertrouwen is in Nederland al jaren stabiel. Het wordt vaak onderzocht met deze vraag: “Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn, of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?” In Nederland kiest gemiddeld een ruime meerderheid het antwoord dat de meeste mensen wel te vertrouwen zijn. Bij de vraag “In het algemeen word ik eerlijk behandeld” is men gemiddeld nog positiever dan bij de vertrouwensvraag. Het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzoekt verder onder meer het vertrouwen in instituties zoals de rechtspraak, de Tweede Kamer en de regering. Het vertrouwen in de rechtspraak ligt over een reeks van jaren stabiel op een hoog niveau. Vergeleken met andere landen in Europa is in Nederland het vertrouwen in medemensen en instituties evenzeer hoog.[2]
Het is een belangrijk gegeven dat de rechtspraak over langere tijd bezien aanzienlijk vertrouwen geniet onder de bevolking. De grondwettelijke taak van de rechtspraak is zoals gezegd het berechten van geschillen en strafbare feiten. Rechtspraak moet gericht zijn op het waarborgen van continuïteit in het rechtssysteem in verbinding met de samenleving. In de rechtspraak worden dagelijks beslissingen genomen die ingrijpende gevolgen hebben in het leven van mensen en het functioneren van organisaties. Rechterlijke uitspraken kunnen tegen iemands wil ten uitvoer worden gelegd. Voor een stabiele samenleving gericht op vrede, veiligheid en welzijn is vertrouwen in de rechtspraak essentieel. Naast de positieve informatie over het stabiele vertrouwen in de rechtspraak is dan van belang wat maakt dat men vertrouwen in de rechtspraak heeft, en of er aandachtspunten zijn bij het bestendigen van het vertrouwen in de rechtspraak. Informatie over het sociaal en institutioneel vertrouwen kan hierbij helpen, evenals sociaal wetenschappelijk onderzoek naar de beleving van rechtvaardigheid.[3]
En hoe zit het met de juridische invalshoek? Ik zou wel eens een dwarsdoorsnede willen zien van juridische en sociaalwetenschappelijke aspecten van vertrouwen in de rechtspraak. Die laat zich niet één-twee-drie uittekenen. Wel ligt van sommige punten voor de hand dat ze thuishoren in zo’n dwarsdoorsnede omdat ze relevant zijn voor het behoud en het bevorderen van vertrouwen in de rechtspraak. Ik belicht er een paar.
In de sociale psychologie wordt wel onderscheid gemaakt tussen vertrouwen en betrouwbaarheid. Vertrouwen betreft dan de eigen intentie, betrouwbaarheid gaat over eigenschappen die worden toegeschreven aan de vertrouwde, op basis van wat men ervaart van diens bekwaamheid, welwillendheid en integriteit.[4] Anders gezegd: een goede kans op het vertrouwen van de medemens heb je als mens of in het verband van je institutie als je blijk geeft van vakmanschap, goede wil en een zuivere intentie. Voor vertrouwen in de rechtspraak is naar mijn idee dan wezenlijk dat de rechtspraak wordt ervaren als integer, deskundig, zorgvuldig en welwillend.
Aspecten zoals eigen beleving en beeldvorming bepalen mede of iemand de rechtspraak zo ervaart. Dat neemt niet weg dat in het algemeen voor deze ervaring een noodzakelijke voorwaarde zal zijn dat de rechter en de rechterlijke organisatie hun taken daadwerkelijk zo vervullen. Leggen we dit naast die grondwettelijke opdracht aan de rechterlijke macht om geschillen en strafbare feiten te berechten, dan illustreren die woorden integer, deskundig, zorgvuldig en welwillend dat zowel het recht zelf als de omgang met het recht van belang zijn voor het vertrouwen in de rechtspraak.
Wat doet het recht dan voor het vertrouwen in de rechtspraak? Dat is een grote kwestie. Maar in de kern zou je kunnen zeggen dat het recht in het Koninkrijk der Nederlanden onderdeel is van een rechtssysteem dat uitgaat van vertrouwen. Ik denk dat ons rechtssysteem vanouds zelfs berust op de aanname dat de meeste mensen van goede wil zijn en bereid zijn in redelijkheid om te gaan met hun eigen rechten en belangen, en met die van anderen. Deze vertrouwensbasis in het rechtssysteem is van grote betekenis voor de mogelijkheden van mensen om in vrijheid te verkeren in rechtsverhoudingen op basis van vertrouwen, om zich te ontplooien, om te streven naar sociaal, economisch en duurzaam welzijn. Op elk rechtsgebied zijn er wel rechtsregels waarmee de regelgever gedrag op basis van goede wil en redelijkheid wil stimuleren.
Maar vertrouwen is niet een ander woord voor naïviteit. Op alle rechtsgebieden voorziet het recht in sancties bij schending van rechtsregels. Het perspectief dat de mens tot veel goeds in staat is, maar ook tot veel slechts, is van wezenlijk belang voor vrede, veiligheid en welzijn. De vertrouwensbasis van het rechtssysteem verlangt evengoed dat er voldoende aandacht is voor rechtseenheid en rechtsvorming, en voor rechtsbescherming van individu en groep. Een voorbeeld in internationaal verband biedt het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.[5]
Dat verplicht de verdragstaten om de verdragsrechten van kinderen individueel en als groep te eerbiedigen en waarborgen. Zo bezien is het rechtssysteem zelf een voorwaarde om vertrouwen in de rechtspraak mogelijk te maken.[6] Een rechtssysteem is geen statisch bezit. Het beweegt.
Rechtsregels werken in op de leefsituatie, op de samenleving, die weer inwerkt op het recht. De omgang met het recht is medebepalend voor het vertrouwen in de rechtspraak. De rol van de rechter in de omgang met het recht komt vanuit juridisch perspectief erop neer dat de rechter in de omstandigheden van het geval recht doet aan de hand van rechtsregels.[7]
Eigen aan de berechting van geschillen en strafbare feiten is dat het bij de rechter in aanzienlijke mate draait om de vraag of er rechtsregels zijn geschonden en zo ja, of sanctionering aangewezen is. Of het een strafzaak is, een civiele zaak of een bestuursrechtelijke zaak, in essentie wordt een situatie aan de rechter voorgelegd waarin de een iets wil dat de ander juist niet wil. De rechter kan dan een knoop doorhakken. Veelal krijgt de een gelijk, de ander ongelijk. Rechtsregels over bijvoorbeeld openbaarheid van rechtspraak en onpartijdigheid van de rechter zijn dan in elke zaak mede van belang om mensen te ondersteunen in hun vertrouwen in de rechtspraak. Om het mogelijk te maken dat men zelf kan waarnemen dat de rechter de zaak integer, deskundig, zorgvuldig en welwillend behandelt en beslist. Mede met het oog op de controleerbaarheid en de aanvaardbaarheid van rechtspraak hebben mensen de mogelijkheid om rechtsvragen aan de orde te stellen bij een hogere rechter, en vaak ook om de motivering van de beslissing van de rechter in vorige instantie te laten toetsen.
Zo’n hogere rechter is de Hoge Raad. Een rechter onder de rechters, die als laatste rechterlijke instantie in het Koninkrijk der Nederlanden in het bijzonder belast is met het bewaken en bevorderen van rechtseenheid, rechtsvorming en rechtsbescherming op het gebied van civiel recht, strafrecht en belastingrecht. Het gaat hierbij mede over de toegankelijkheid van de rechtspraak, over rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De Hoge Raad vervult zijn taken binnen de rechtspraak vanuit het beginsel van loyale samenwerking met de rechters in feitelijke instantie in het Koninkrijk en met andere hogere rechters, zoals andere hoogste bestuursrechters in Nederland, het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.
Deze positie van de Hoge Raad brengt ons bij de verdeling van bevoegdheden in de Grondwet over de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Die verdeling vergt dat elk van de drie staatsmachten in de eigen taakuitoefening mede oog heeft voor het belang dat ze alle drie hun taken kunnen blijven vervullen.
In het jaarverslag van de Hoge Raad over het jaar 2019 is uitvoerig ingegaan op de huidige rol van de rechter in de samenleving en zijn positie binnen de trias politica, zoals die in de afgelopen honderd jaar verder zijn ontwikkeld. Daar is onder meer erop gewezen dat het evenwicht tussen de drie staatsmachten van belang is voor het vertrouwen van de burger in de democratische rechtsstaat, waarvan de rechtspraak een wezenlijk onderdeel is.[8]
De punten die ik heb belicht zijn permanent relevant voor het behoud en het bevorderen van vertrouwen in de rechtspraak. Maar aandacht voor het vertrouwen in de rechtspraak vraagt nog meer. Bijvoorbeeld ook bereidheid binnen en buiten de rechtspraak om door zulke permanente punten heen te kijken. Om actuele kwesties waar te nemen die het bestendig vertrouwen in de rechtspraak kunnen raken. Om daarover een debat te organiseren waaraan iedereen kan meedoen en waarin niemand de ander tot zwijgen brengt. Ik noem drie voorbeelden van actuele kwesties die zich daarvoor lijken te lenen. Onderzoek naar het sociaal en institutioneel vertrouwen laat al geruime tijd zien dat hoger opgeleiden behoorlijk vaker dan lager opgeleiden vinden dat de meeste mensen wel te vertrouwen zijn, en dat lager opgeleiden navenant minder vertrouwen in rechters hebben dan hoger opgeleiden.[9]
Mij lijkt het voor de verbinding tussen de rechtspraak en de samenleving van belang om te verkennen waar dat in zit, en wat er nodig is om hierin verbetering te brengen.
Een tweede voorbeeld is dat de omgang met het recht ook de omgang met de digitale samenleving en kunstmatige intelligentie omvat. We staan nog aan het begin van de betekenis daarvan voor vertrouwen in de rechtspraak.
Een derde voorbeeld is dat participatie van mensen in politiek, bestuur en rechtspraak nieuwe gedaanten aanneemt. Politieke partijen en vakbonden die steeds minder leden hebben. Actiegroepen die bij de rechter opkomen voor belangen waarvoor ook de wetgevende en de uitvoerende macht opkomen. Jongerenrechtbanken die binnen school optreden tegen overtredingen.[10] Eigenkrachtconferenties naast door de rechter verplichte hulpverlening. De Rijksoverheid wijdt een website aan burgerparticipatie.[11] Intussen zijn er kwetsbare groepen voor wie participatie of zelfredzaamheid nauwelijks haalbaar is, mede in relatie tot de digitalisering van de samenleving. Zij lopen een substantieel risico om buiten het rechtssysteem te raken en hun afstand tot vertrouwen in de rechtspraak te vergroten.
Kortom, de actualiteit van de rechtspraktijk van alledag is evenzeer een aangrijpingspunt om met het vertrouwen in de rechtspraak bezig te zijn.
Ik vat samen en rond af. Met het vertrouwen in de rechtspraak is het in Nederland goed gesteld. Het is even complex als boeiend om te bezien hoe het op peil kan blijven en wat er verder valt te verbeteren. Ieders vertrouwen in de rechtspraak doet ertoe. Op de vraag wat mijn agenda is voor de periode van mijn ambtstermijn als president van de Hoge Raad, is het korte antwoord dat voor mij centraal zal staan dat het vertrouwen in de rechtspraak in het Koninkrijk der Nederlanden behouden blijft en verder wordt bevorderd.
Dat is voor mij de constellatie waaronder de Hoge Raad rechtspreekt en zijn rol vervult op het gebied van de rechtseenheid, rechtsvorming en rechtsbescherming, in het Koninkrijk en in relatie tot de Europese Unie en de Raad van Europa."
Verwijzingen:
[1] https://en.wikipedia.org/wiki/R_v_Sussex_Justices,_ex_parte_McCarthy (opent in nieuw venster). Vgl. I. Giesen, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Procesrecht. 1. Beginselen van burgerlijk procesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2015/339.
[2] Zie over de stand van het sociaal en institutioneel vertrouwen bijv. Sociaal en Cultureel Planbureau, De sociale staat van Nederland 2020, Josje den Ridder, Publieke opinie(opent in nieuw venster); Sociaal en Cultureel Planbureau, Burgerperspectieven 2020/2(opent in nieuw venster), p. 38-44; Hans Schmeets, Vertrouwen in elkaar en in de samenleving, Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid 2017; Eurobarometer(opent in nieuw venster); European Social Survey(opent in nieuw venster); J. Boelhouwer, G. Kraaykamp & I. Stoop, Nederland in Europees perspectief, Tevredenheid, vertrouwen en opinies, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau 2015, p. 30-35; Centraal Bureau voor de Statistiek, Vertrouwen in mensen en in organisaties; persoonskenmerken(opent in nieuw venster).
[3] Zie bijv. H.A.M. Grootelaar, L. Hulst & K. van den Bos, Ervaren procedurele rechtvaardigheid, in: G. de Groot & H.M.M. Steenberghe (red.), De mondelinge behandeling in civiele zaken, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2019, p. 85-137.
[4] K. van den Bos, Vertrouwen in de overheid(opent in nieuw venster): Wanneer hebben burgers het, wanneer hebben ze het niet, en wanneer weten ze niet of de overheid te vertrouwen is? Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2011.
[5] United Nations Convention on the Rights of the Child(opent in nieuw venster), Trb. 1990, 46; Trb. 1990, 170.
[6] Vgl. Tom R. Tyler, Why People Obey the Law, Princeton University Press 2006.
[7] Deze parafrase is ontleend aan woorden van mr. E.J. Numann, tot 1 oktober 2020 vicepresident van de Hoge Raad.
[8] Hoge Raad der Nederlanden, Jaarverslag 2019, Uitgelicht, 2019 in vogelvlucht(opent in nieuw venster).
[9] Sociaal en Cultureel Planbureau, Burgerperspectieven 2020/2(opent in nieuw venster), p. 59-60; Centraal Bureau voor de Statistiek, Vertrouwen in mensen en in organisaties; persoonskenmerken(opent in nieuw venster).
[10] www.jongerenrechtbanken.nl.
[11]https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/burgerschap/burgerparticipatie.