Uitzetting van gezin afkomstig uit Oesbekistan (vader en moeder en vier kinderen) moet achterwege blijven totdat op hun bezwaar is beslist, aldus de voorlopige voorzieningenrechter.
In deze uitspraak treft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening dat uitzetting van verzoekers achterwege blijft totdat is beslist op het bezwaar. Hij treft deze voorlopige voorziening omdat het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft. De minister heeft onvoldoende voldaan aan de samenwerkingsplicht die voor haar geldt bij de beoordeling van de vraag of verzoekers bij terugkeer naar Oezbekistan een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 EVRM of dat zij moeten worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
Lees verder bij de bron op
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:10946