Vuurwerkramp : Brief van minister van der Steur aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
27157 Vuurwerkramp Enschede
30251 Verificatie dossier vuurwerkramp Enschede
Nr. 67 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2016
Hierbij informeer ik u over de openbaarmaking van een rapport van medewerkers van het Bureau Interne Zaken van het voormalig politiekorps Gelderland Midden van 25 augustus 2004 door de korpschef naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak in een Wob procedure. In de bijlage treft u het rapport aan .
Aanleiding
Dit interne rapport heeft betrekking op het functioneren van het zogenaamde “Tolteam” bij het onderzoek naar de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei 2000 en in het bijzonder op de wijze waarop is omgegaan met strafrechtelijk bewijsmateriaal. Aanleiding voor het onderzoek van BIZ waren de verklaringen van twee rechercheurs uit het Tolteam dat op niet professionele wijze zou zijn omgegaan met de in beslag genomen sportbroek van de verdachte, als gevolg waarvan de rechterlijke macht in het onderzoek naar de vuurwerkramp zou zijn misleid.
BIZ heeft bij dit interne onderzoek drie tussenrapportages opgesteld alvorens het onderzoek is overgenomen door de Rijksrecherche. Zowel het rapport van de Rijksrecherche van 17 juni 2004 alsmede de drie tussenrapportages van BIZ zijn op 28 juni 2007 naar uw Kamer gezonden (Kamerstuk 27157 en 30 251, nr. 66).
De Rijksrecherche concludeert in haar onderzoeksrapport van 17 juni 2004 dat niet is gebleken dat tijdens het onderzoek naar de vuurwerkramp niet integer is gehandeld door medewerkers van politie of OM.
De medewerkers die eerder het BIZ onderzoek hebben uitgevoerd, hebben vervolgens op eigen initiatief en op basis van dezelfde feiten en omstandigheden als de Rijksrecherche, een eigen rapport opgesteld. Dat is het rapport van 25 augustus 2004 dat nu openbaar gemaakt zal worden door de korpschef. In dit rapport wordt gesteld dat “onze onderzoeksbevindingen binnen dit deelonderzoek in onze perceptie onderbouwing geven aan de door ons opgestelde onderzoekshypothese dat binnen dit strafrechtelijk onderzoek opzettelijk de rechterlijke macht was misleid”. Blijkens dit rapport hebben de betreffende BIZ-medewerkers geen nieuw onderzoek verricht.
Strafrechtelijke procedure
De verklaringen van de twee rechercheurs die aanleiding waren voor het interne onderzoek, waren bekend in de strafrechtelijke procedure tegen de verdachte.
Uit de rapporten van het NFI in die procedure is gebleken dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de vuurwerksporen door contaminatie op de sportbroek terecht zijn gekomen.
Het Gerechtshof heeft de verdachte in hoger beroep vrijgesproken. In het arrest van 12 mei 2003, heeft het hof zich als volgt over deze kwestie uitgelaten:
“… Er is over deze sportbroek veel te doen geweest. Volgens eerder genoemde interne critici van het rechercheteam is er ongepaste gekheid mee uitgehaald, door anderen wordt dat met klem bestreden. Belangrijk voor deze zaak acht het hof dat niet: zelfs als er met de broek grappen zijn uitgehaald, zijn de sporen op de broek daardoor toch niet veroorzaakt. …”
Openbaarmaking rapport
Door de korpschef is openbaarmaking van het rapport van 25 augustus 2004 in eerste instantie geweigerd vanwege de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen in een stuk voor intern beraad.
De bestuursrechter meende dat geen sprake is van een document voor intern beraad, omdat de bedoeling van de opstellers was om het document ter beschikking te stellen aan de Korpsbeheerder en de landelijk Officier. Daarom wordt het rapport alsnog geanonimiseerd openbaar gemaakt. De betrokkenen zijn hierover eerst geïnformeerd, waardoor vandaag deze brief aan uw kamer kan worden verzonden.
De minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
Bron : https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z14685&did=2016D29937
=============================
EMLS
Utrecht / Haaksbergen, 12 juli 2016