Vuurwerkramp, Groninger-Gas en Toeslagenaffaire alsmede de komende UWV-affaire en andere langdurig onder de rechter zijnde zaken leidde tot een art-60 Advocatenwet rechtszaak omdat de advocaat weigerde dossiers te vertrekken aan de deken.
De Advocaat weigerde dossiers te vertrekken omdat Nederland geen Constitutioneel Hof heeft en omdat de deken weigerde digitale de waarborg ITC-specificaties te duiden. De betrokken advocaat wenst ook geen extra verdienmodellen voor de advocatuur.
Op 10 jan. 2025 diende een rechtszaak bij de Raad van Discipline bij de Rechtbank-Locatie te Zwolle over o.a. de weigering van een advocaat uit het voormalige arrondissement Utrecht, tegenwoordig genaamd arrondissement Midden Nederland om dossiers ter inzage te geven en te overhandigen aan de deken.
Het verschoningsrecht en geheimhoudingsplicht dient de hoeksteen van de rechtsstaat te zijn. De landelijk deken verdedigt deze stelling terecht maar doet de advocatuur dat ook? Recent nog weer is gebleken dat opsporings-en vervolgingsinstanties soms te ver gaan in hun waarheidsvindingsdrang. Dat geldt ook voor sommige dekens in hun drie-dubbele rol van advocatentoezichthouder, bestuursorgaan tevens poortwachter en advocaat die meent om t.a.v. een advocaat die weigert dossiers af te geven indien de deken niet eerst wilde mededelen hoe de deken de meegenomen dossiers in data-opslag nam (ict-technische informatie van de digitale opslagsystemen) zodat de vertrouwelijke communicatie van clienten en derden gewaarborgd waren. Nu de deken in haar hoedanigheid van advocatentoezichthouder en tevens een poortwachtersfunctie heeft zelf ook advocaat is de prangende vragen van de advocaat die door de deken werd verzocht dossiers af te geven en o.a. m.b.t de ICT-Tools Amadeus en Mozard weigerde die prangende vragen te beantwoorden althans de verzoeken van de advocaat negeerde en daardoor de keuze van het Itc-communicatiemiddelen Amadeus en Tool Mozard, en de naam van de leverancier(s) alsmede de specificaties m.b.t. de dataverwerking en data-opslag en Up-Date garanties enz. en de mate van beveiliging van die Tools onbekend bleef. Onder die weigeringsomstandigheden weigerde de bezochte advocaat de gevraagde dossiers aan de deken te verstrekken.
De deken startte daarop middels een rekestindiening bij de RvD vervolgens een art 60 advocatenwet procedure met een verzoek om een maatregel te treffen, waarop de RvD de betrokken advocaat een schorsing voor onbepaalde tijd oplegde.
Tegen die maatregel tekende de advocaat beroep aan. De advocaat (arr. Midden-Nederland voorheen arr. Utrecht) liet zich ter zitting welke werd gehouden bij de Rb-Overijssel te Zwolle bij de Raad van Discipline bijstaan door een juridisch adviseur die in zijn pleidooi stelde dat onder deze omstandigheden het beroep op het verschonings-recht van de betrokken advocaat niet kon worden ingeperkt en dat in dat kader de eigen verantwoordelijkheid van de bezochte advocaat ook niet door de deken kon worden ingeperkt. Hij betoogde verder om de procedure stil te leggen en om over te gaan tot het doen stellen van prejudiciële vragen aan het EU-Hof van Justitie te Luxemburg te meer omdat in zgn. confraternele correspondentie hem een voorstel was gedaan door de advocaat van de tegenpartij uit een geheel ander arrondissement inhoudende dat in een bepaalde zaak er mogelijkheden waren maar dat dan zijn cliënt de door die cliënt aanhangig gemaakte WOB-procedures moest staken en gestaakt te houden ook jegens het advocatenkantoor en moest afzien van strafrechtelijke aangifte.
De advocaat in deze advocaten-tuchtrechtelijke kwestie had een gecompliceerde medische operatie achter de rug en zat nog in het revalidatieproces, praten en lopen ging nog zeer moeizaam en hij voelde zich ontoelaatbaar onder gezet door de deken en de dekenbureaumedewerkers.
De betrokken advocaat overweegt om een klachtzaak aanhangig te maken te Geneve op grond van schending van het ook door Nederland geratificeerde Internationaal Verdrag Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBR)