Dossier Vuurwerkramp // (11) De rol van toenmalig Minister van Justitie Donner bij de strafrechtelijke afwerking van de vuurwerkramp

02-11-2018 10:37

11. Minister van Justitie Donner

 

In het reviewrapport is een separaat hoofdstuk (28 blz.) over de gedragingen, het nalaten en de informatiepositie van toenmalig justitieminister prof. mr. Piet Hein Donner opgenomen. Dit in relatie tot de strafrechtelijke vervolging na de Vuurwerkramp. De heer Donner was minister van Justitie in de periode 2002 - 2006. Een samenvatting:

 

Brief aan justitieminister Donner (28 januari 2003). De advocaat van Fireworks directeur Bakker, mr. Peter Plasman, schrijft een lange en gedetailleerde brief aan justitieminister Donner over de door twee rechercheurs waargenomen en intern binnen het politiekorps gemelde misstanden binnen het strafrechtelijk onderzoek naar de Vuurwerkramp. Mr. Plasman doet dit nadat het Openbaar Ministerie heeft geprobeerd cruciale stukken voor het gerechtshof achter te houden, zonder dat daarvan melding wordt gemaakt in de officiële verslagen van het Hof. Plasman meldt aan Donner dat volgens de beide rechercheurs er getuigen zijn bedreigd door politie, er met afluisterapparatuur is geknoeid, er ontlastend materiaal is achtergehouden, er processen-verbaal zijn gemanipuleerd, getuigen zijn beïnvloed door politie, en dat er aan uitlokking tot meineed en valsheid in geschrifte is gedaan. Donner bevestigt aan Plasman de ontvangst van deze brief, maar hij doet verder niets, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van Plasman om een rijksrechercheonderzoek te laten instellen.

 

Burgemeester Mans en minister Donner (28.11.2003). Op 17 november 2003 brengt het Bureau Interne Zaken Gelderland-Midden een tuchtrechtelijk onderzoeksrapport uit aan burgemeester Mans. Daarin uiten zij het sterke vermoeden dat uitvoerenden en leidinggevenden binnen de strafrechtelijke opsporing bewust de rechterlijke macht hebben misleid. Mans belt naar Donner. Er volgt een opdracht tot ontheffing van Bureau Interne Zaken van het onderzoek en Donner belast de rijksrecherche met de formele opdracht om na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van bewuste misleiding van de rechterlijke macht. Later zal blijken dat de rijksrecherche zich helemaal niet met deze verificatie bezighoudt, maar de kennelijke opdracht heeft om de beide politieklokkenluiders alsnog uit te schakelen en tevens de conclusie van Bureau Interne Zaken te ontkrachten. Herhaalde protesten van de rechercheurs van het tuchtonderzoek, tegen de gang van zaken door de rijksrecherche, worden genegeerd.

 

Beantwoording Kamervragen door Donner (07.06.2004). Op kritische vragen van Kamerlid Marijke Vos (GL) geeft justitieminister Donner ontwijkende antwoorden, waarbij hij zich baseert op de ter discussie staande resultaten en handelwijze van het Openbaar Ministerie. Dit is een foutieve handelwijze, maar Donner kan kennelijk vertrouwen op de goede afloop van het rijksrechercheonderzoek, waarvan de rapportdatum een week ná de beantwoording van de Kamervragen ligt. Donner wordt daarna als eerste door het college van Pg's van de bevindingen van de rijksrecherche op de hoogte gesteld. De rijksrecherche concludeert dat van misleiding van de rechterlijke macht niets is gebleken. Bij de review blijkt nu dat dit rijksrechercheonderzoek aantoonbaar zo nalatig is uitgevoerd dat kwade opzet door de rijksrecherche niet langer mag worden uitgesloten.

 

Beantwoording Kamervragen door Donner (27.08.2004). De Kamerleden Marijke Vos (GL) en Kees van der Staaij (SGP) vragen naar de volledigheid van het rijksrechercheonderzoek en naar het lot van beide politieklokkenluiders. Donner baseert zijn antwoorden op de misleidende bevindingen van de rijksrecherche. Gelet op de eerder door Donner ontvangen informatie over de misstanden en zijn rol als opdrachtgever is het zeer wel mogelijk dat Donner weet heeft van de misleidende aard van de rijksrecherchebevindingen. Tevens mag niet worden uitgesloten dat Donner zélf de opdrachtgever is geweest van de doofpot. Zijn beantwoording betreffende het lot van beide klokkenluiders getuigt van formalistische hardheid. Door te verwijzen naar een veronderstelde toereikendheid van bestaande regelingen, terwijl Donner kon weten (wist) dat hiervan geen sprake kon zijn bij de beide klokkenluiders, misleidt Donner in feite de Kamer, ook op dit punt.

 

Kamerbrief Donner (27.10.2004). De heer Donner beschrijft in de uitgebreide Kamerbrief: a) De aanleiding van het onderzoek, die ligt in de door beide melders geuite kritiek op de werkwijze van het Tolteam, b) De door de rijksrecherche gevolgde werkwijze bij de uitvoering van het onderzoek en c) De resultaten van dat rijksrechercheonderzoek. Op alle drie deze aspecten kan worden geconcludeerd dat justitieminister Donner de Kamer ronduit misleid heeft. Hij beschuldigt de melders van ongeoorloofd lekken, terwijl justitie zelf heeft gelekt. Donner beschrijft de gerapporteerde werkwijze van de rijksrecherche die in werkelijkheid niet is gevolgd. Tenslotte presenteert hij de resultaten van de rijksrecherche alsof deze waarheid bevatten. Hierbij moet voor ogen worden gehouden dat het minister Donner is geweest die aan de wieg van het rijksrechercheonderzoek stond, dat het Donner was die vooruitliep op de resultaten ervan en dat Donner als eerste op de hoogte werd gesteld, nog vóór de driehoek hoofdofficier, hoofdcommissaris en burgemeester.

 

Antwoorden Donner op Kamervragen (31.01.2005). Naar aanleiding van de Kamerbrief van 27.10.2004 stellen Kamerleden opnieuw vragen. Bij de beantwoording citeert Donner uitgebreid de misleidende informatie van de rijksrecherche. Veel punten die Donner als gegeven waarheid presenteert staan in werkelijkheid helemaal niet vast of zijn door de rijksrecherche helemaal niet onderzocht. Donner schuwt zelfs niet om passages betreffende het onderzoek naar de juistheid van de meldingen van de klokkenluiders in detail op te nemen in zijn antwoord aan de Kamerleden. Dit met de kennelijke bedoeling om de geloofwaardigheid van beide klokkenluiders onderuit te halen. Dit proces van misleiding van de Kamer herhaalt zich nog een keer bij de beantwoording van Kamervragen op 02.03.2005. De Kamervragen, waaruit verontrusting spreekt over de ontslagaanzegging aan beide klokkenluiders, doet Donner af als een personele aangelegenheid waar hij zich niet mee kan bemoeien.

 

Brief Donner aan verontruste beleidsambtenaar (06.01.2006). Een voormalig senior beleidsambtenaar van VROM en V&W, goed op de hoogte van de regelgeving voor gevaarlijke stoffen ten tijde van de ramp, schrijft aan minister Donner zijn verontrusting betreffende de nog steeds bestaande hiaten in de regelgeving voor classificatie en etikettering van gevaarlijke stoffen, ontstaan door de 'adressanten- en vertrouwensregel' die in het leven zijn geroepen ter stimulering van de vrije handel. De ambtenaar wijst ook op de ondeugdelijke wettelijke grondslag voor de handhaving van de regels voor gevaarlijke stoffen. Daar waar andere bewindslieden, zoals minister Peijs, wél inhoudelijk reageren en sommige kritiekpunten ook bevestigen, reageert Donner door een simpele verwijzing naar de websites van diverse ministeries.

 

Mr. A. Herstel onderzoek weigering Donner infoverstrekking Kamer (31.01.2006). De Tweede kamer krijgt lucht van de oorzaak van de grote verschillen in uitkomst tussen Bureau Interne Zaken en de rijksrecherche doordat er een conceptbrief over deze kwestie lekt naar de Kamer. Mr. A. Herstel geeft zelf aan dat hij voor een goede uitvoering van zijn opdracht inzage nodig heeft in de beide onderzoeksrapporten van het Bureau Interne Zaken en van de rijksrecherche. De vaste Kamercommissie van Justitie laat zich echter in de luren leggen. Zij dragen mr. Herstel op zijn onderzoek alleen uit te voeren op basis van de incomplete informatie die door Donner is verstrekt aan de Kamer. Hierdoor is de uitkomst van de oefening 'Herstel' van nul en generlei waarde.

 

Regie. Tijdens de review is mij vele malen gevraagd of er sprake is geweest van regie op het strafrechtelijk onderzoek naar de Vuurwerkramp. Mijn antwoord daarop is inmiddels 'ja'. De volgende vraag is dan wie de regisseur was. Mijn antwoord daarop is dat de heer Donner, als lid van de Raad van State, als minister van Justitie en met de kennis die hij had en de gedragingen die hij vertoonde, een goede kandidaat is voor die rol. Uitsluitsel hierover kan alleen worden verkregen middels een parlementaire enquête.

 

Bron: PvB

https://www.linkedin.com/pulse/11-minister-van-justitie-donner-paul-van-buitenen/

 

....................................... 

 

Zie ook o.a.

https://www.ftm.nl/

https://www.tubantia.nl/enschede/sp-vraagt-om-hoorzitting-over-de-vuurwerkramp~a71172bf/

https://www.rtvoost.nl/nieuws/301096/Vuurwerkramp-Enschede-kleine-20-jaar-na-dato-nieuwe-ontwikkelingen

https://rudibakker.nl/

https://twitter.com/rudibakker

https://devuurwerkramp.nl/

 

en

 

https://emls.webnode.nl/news/dossier-vuurwerkramp-up-date-1101-bladzijden-review-rapportage-met-915-brondocumenten-noopt-na-18-jaar-tot-een-parlementaire-enquete/

 

 

=============================== 

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 2 november 2018