Dossier Vuurwerkramp // Deken negeert hoor en wederhoor in tuchtzaak over het weigeren van het noemen van de beroepsaansprakelijkheidverzekeraar. Nederlandse Staat aansprakelijk wegens onrechtmatige advocatentuchtrechtspraak.

02-04-2021 17:07

Onlangs heeft Bakker zijn dossier bij zijn verzekeraar opgevraagd. Bakker heeft,  nadat hij kennis had verkregen van het openbare reviewrapport van vuurwerkramponderzoeker Paul van Buitenen, 2 advocaten en hun respectievelijke kantoren aansprakelijk gesteld.

Daarnaast heeft Bakker zich gewend tot zijn eigen verzekeraar van destijds (13 mei 2000) waarvan het dossier reeds gedeeltelijk is vrijgegeven.

Voornoemde rapport  https://drive.google.com/file/d/1BFrNi8wgxVSwkSLNXsx9WXq177xHTZeu/view  is als productie in de procedures ingebracht.    

 

Beide advocaten weigerden de naam van hun beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te noemen waarna Bakker tuchtrechtelijke procedures aan moest spannen. In artikel 6:24 van de Verordening op de advocatuur is bepaald dat elke advocaat adequaat verplicht is verzekerd ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid en dat hij de verzekering aangaat met een verzekeraar van wie aannemelijk is dat deze voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van solvabiliteit. De verplichte verzekering dient derhalve als functionele waarborg van dekking bij schade waarvoor een advocaat aansprakelijk is. 

 

Ondanks dat het vaste jurisprudentie was dat advocaten des verzocht de naam van hun verzekeraar diende te noemen weigerde beide advocaten dat met als gevolg dat Bakker de zaak in een tuchtrechtklachtprocedure aan de Deken voorlegde. De Deken maakte op verzoek van 1 van de advocaten een notitie waarin stond vermeld dat beide advocaten zouden zijn verzekerd gedurende een bepaalde geduide periode doch Bakker constateerde dat de relevante periode 1998- 13 mei 2000 en daarna daarin niet voorkwam.

 

In procedures bij Raad en  Hof van Discipline kantelde de tot nu toe vaste jurisprudentie ten voordele van beide advocaten respectievelijk hun kantoren.

In de procedure t.o.v. het Hof van Discipline stelde de juridisch adviseur van Bakker schriftelijk  dat de tuchtrechtprocedure strijdig is met de fundamentele rechtsbeginselen. Het eindresultaat is strijdig met het EU-recht en het EVRM . Ingevolge Nederlands hoger beroepsrecht o.g.v. de Nederlandse advocatenwet kan tegen een hoger-beroepsbeslissing  geen rechtsmiddel worden aangewend.

Ingevolge hiervan heeft Bakker hangende de procedure het Tuchtrecht Hof verzocht tot prejudicieel verwijzen over te gaan. Ingevolge art. 267 EU-Werkingsverdrag is het Hof van Discipline  als  nationale gerecht waarvan de beslissingen niet vatbaar zijn voor een rechtsmiddel  verplicht zich tot het EU-Hof te wenden wanneer zich vragen met betrekking tot de toepassing of uitleg van EU-recht voordoen. Europees recht gaat voor nationaal recht.

 

Ondanks het schriftelijke verzoek van Bakker is het Hof daartoe niet overgegaan en heeft het Hof ook niet gemotiveerd waarom niet. Nu een partij, in casu Bakker daartoe schriftelijk had verzocht, was het Hof o.g.v. EU-recht verplicht om gemotiveerd aan te geven waarom niet tot het stellen van prejudiciële vragen aan het EU-Hof van Justitie te Luxemburg is overgegaan.

 

Nu dat is nagelaten is Bakker voornemens de Nederlandse Staat aansprakelijk te stellen voor zijn schade wegens  onrechtmatige advocatentuchtrechtspraak.

 

Ten aanzien van het andere advocatenkantoor loopt er nog een nationale procedure bij de Raad van Discipline. De Deken diende op grond van de tuchtrechtregels het dossier en bijbehorende stukken door te zenden aan de Raad. Echter de Deken zond niet alle producties mee en Bakker maakte daar gewag van bij de Raad onder overlegging van die stukken.  De Raad stelde Bakker in het gelijk en deed wat de Deken eigenlijk had behoren te doen en gaf de verwerende advocaat de gelegenheid om kennis te nemen van die stukken. Echter omdat de verwerende advocaat niet binnen de door de Raad gestelde termijn reageerde wordt de zaak thans op de rol gezet van de Raad van Discipline.

 

Het kan en mag niet zo zijn dat een Deken vooraf selecteert welke in geding gebrachte stukken/producties wel/niet aan beklaagde advocaat en/of  de rechtzoekende worden toegezonden in het kader van repliceren/dupliceren. Daardoor grijpt een Deken rechtens ontoelaatbaar in de litigieuze tuchtrechtelijke procedure in. In de Nederlandse advocatentuchtrechtspraak is van belang - nu de Nederlandse Wetgever nog altijd niet heeft voorzien in een wettelijke regeling voor herziening of beroep tegen een Voorzittersbeslissing – dat er geen voorzittersbeslissingen meer mogen worden genomen zolang een herstelbeslissing middels vol beroep niet mogelijk is.

 

Weliswaar heeft de Nederlandse regering toegezegd aan de slag te gaan om middels een algemene herstelmaatregel een Kaderwet tuchtprocesrecht te introduceren waarin uitdrukkelijk zou worden voorzien in de mogelijkheid van herziening van onherroepelijke beslissingen van advocatentuchtrechters en voorzittersbeslissingen. De Nederlandse regering heeft tot op heden niet aan die toezegging voldaan. Naar de redenen kan men slechts gissen.

 

Zie o.a. ook : 

https://emls.webnode.nl/news/dossier-vuurwerkramp78/

en

https://emls.webnode.nl/search/?text=vuurwerkramp&type=2