Drie Rotterdamse ondernemers hebben er recht op en belang bij dat er een werkelijk onafhankelijk tuchtrechtelijk onderzoek word gepleegd en dat vermeden moet worden dat er ook maar enige schijn van een vorm van Court-Fixing ontstaat.

22-12-2017 16:12

Drie Rotterdamse ondernemers zijn sinds 1996  in voortslepende rechtszaken verwikkeld over de inbreng van hun bedrijf en de inbreng van een bedrijf van de wederpartij in een gezamenlijk op te richten BV.  Doordat de oprichting van de BV nimmer is afgerond, omdat er tevoren onenigheid ontstond, was er juridisch sprake van een vennootschap onder firma. De drie ondernemers hebben via een Overijsselse Rechtspraktijk annex juridisch adviesbureau een procedure ingeleid bij de Rotterdamse Orde van Advocaten omdat de plaatsvervangend Deken zich niet juridisch verschoonde en weigerde de procedurebehandeling door te leiden naar een Deken buiten het Arrondissement Rotterdam. In de tuchtrechtelijke zaak ging het om handelen in strijd met de advocatenwet van een advocaat en een advocaat-rechtbankdeskundige/vereffenaar.

 

De Deken zelf  moest zich al terugtrekken omdat hij oud kantoorgenoot is van een van de beklaagden. Het juridische scharnierpunt in deze zaak is dat  de drie Rotterdamse ondernemers klagen over het feit dat de door de rechtbank benoemde deskundige (die in de praktijk curator is) met de wederpartij, diens boekhouder en diens advocaat buiten de drie ondernemers afspraken maakte en zich liet informeren.      

 

In plaats van de zaak in handen te geven van een collega-Deken in een ander arrondissement, koos de Deken ervoor de tuchtrechtklachtzaak te laten behandelen door de plaatsvervangend Deken. Volgens de drie ondernemers stond ook de plaatsvervangende deken te dicht bij de zaak vanwege mogelijke beïnvloeding.

 

Volgens de drie ondernemers stond de plaatsvervangend Deken te dicht bij de zaak en lag derhalve verwijzing ook voor hem  naar een ander arrondissementsdeken in de rede. Deze weigerde aan het verzoek van de drie ondernmers te voldoen en hij klampte zich daarbij vast aan de Leidraad Dekenale Klachtbehandeling en stelde dat de Wet niet voorzag in datgene wat de drie ondernemers in hun rekest verzochten.

 

De drie ondernemers wezen tevergeefs op een weeffout bij de totstandkoming van de nieuwe Advocatenwet van 1 januari 2015 met name het feit dat een Plaatsvervangend Deken als lid van de Orde van Advocaten ook ondernemer/advocaat is en gelijktijdig ook kan worden benoemd tot curator door de rechtbank.    

 

Op 23 november 2017 werd publiekelijk dat een groot Rotterdamse advocatenkantoor genoemd werd in de Paradise Papers documenten en dat blijkbaar zij een buitenlandse eigenaar van de failliet gegane chemische fabriek zouden hebben geholpen met het verhullen van een geheime bankrekening en trust.

 

Uit de zogeheten Paradise Papers blijkt onlangs volgens een Nederlandse krant dat die rekeningnummer en een geheime trust via ingewikkelde constructies uit de boeken van het chemische bedrijf zijn gehouden. Dat bedrijf werd volgens de Nederlandse krant gefinancierd met leningen uit buitenlandse trusts van iemand die volgens de buitenlandse justitie in het failliet gegane bedrijf investeerde namens een wapenhandelaar. Die handelaar zit nu vast vanwege illegale handel in wapens in het buitenland. Het advocatenkantoor zou de eigenaar hebben geholpen bij het opzetten van ingewikkelde leenconstructies en bij het maskeren van de oorsprong van het geld. Het chemische bedrijf ging in 2012 failliet. Rijk, provincie en het havenbedrijf moeten de sanering van het vervuilde bedrijfsterrein bekostigen. De kosten daarvan worden geraamd op ruim 75 miljoen euro.  

 

De plaatsvervangend Deken werkte op 31 augustus 2015 en ook heden nog als advocaat bij dat Rotterdamse advocatenkantoor en het was hem dus bekend dat hij o.a. vanwege bovengenoemd feit niet de geschikte persoon was om het gevraagde onderzoek te verrichten. Hoewel er voor dit onderzoek voldoende grond was, heeft de plaatsvervangend Deken - vreemd genoeg - geen onderzoek verricht, c.q. geen onderzoek doen laten verrichten. Dat kan men ook niet verwachten van advocaten verbonden aan een kantoor dat zich zelf niet aan de regels houdt, aangezien men jegens beide beklaagde advocaten in een zwakke positie verkeert.

 

De drie Rotterdamse ondernemers kennen niet en behoeven deze en alle mogelijke dwarsverbanden tussen dat advocatenkantoor  en andere advocatenkantoren en/of opdrachtgevers niet te kennen.

 

De plaatsvervangend Deken had al in 2012 melding moeten maken dat zijn kantoor belastingontwijkingszaken deed wat door de doorsnee- justitiabele als moreel verwerpelijk wordt gezien, althans had zich d.d. 31 augustus 2015 op zijn minst zich dienen te verschonen en te weigeren om voor plaatsvervangend Deken op te treden en had  de klachten van de drie Rotterdamse ondernemers t.b.v. de procedurele behandeling dienen door te leiden naar een ander Arrondissement Orde van Advocaten althans de klachten kunnen en moeten door leiden aan het College van Toezicht.-Advocatuur te Den Haag t.b.v. het vragen van advies en/of aanwijzing.

 

De drie Rotterdamse ondernemers hebben er recht op en belang bij dat er een werkelijk onafhankelijk tuchtrechtelijk onderzoek word gepleegd en dat vermeden moet worden dat er ook maar enige schijn van een vorm van Court-Fixing ontstaat. 

 

Zie ook o.a.:  https://emls.webnode.nl/news/orde-van-advocaten-moderne-publiekrechtelijke-organisatie-of-ouderwetse-in-zich-zelf-gekeerde-ondernemersvereniging/  

 

================================ 

EMLS

Utrecht / Haaksbergen, 22 december 2017