Openbare AWB-Hoorzitting over Enschedese Vuurwerkramp n.a.v. ingediend rekest door de heer R. Bakker op grond van waarheidsvindingbelang.

31-05-2017 11:27

De zitting vond plaats op 30 mei 2017 in het Enschedese stadhuis en stond onder leiding van de Enschedese bezwaarschriftencommissie. Aan de orde werd gesteld de volledige openbaarheid en afgifte van alle afschriften van alle stukken m.b.t. de gemeentelijke besluitvorming om te komen en om mee te werken aan het instellingenbesluit.

 

FORMELE PUNTEN

 

De raadsman van Bakker stelde bij aanvang van de zitting als formeel punt aan de orde dat de gemeente Enschede enige stukken heeft doen laten inkomen bij de Commissie buiten de wettelijke termijn en dat niet was gebleken dat B. en W. van Enschede een verweerschrift hebben ingebracht weshalve de bezwaren tot op dit moment onweersproken zijn gebleven.

 

INHOUDELIJKE PUNTEN

 

Openbaarheid werd gevraagd van alle afschriften van alle stukken m.b.t correspondentie, brieven, fax- en emailberichtenberichten m.b.t. de grondeigenaar en eigenaar van de opstallen locatie SE-Fireworks Tollenstraat respectievelijk diens advocaat en adviseur periode 1998 tot 2005 alsmede de openbaarheid en afschriften van alle stukken, correspondentie, brieven, fax- en emailberichtenberichten vanaf 1998 tot 2005 met de eigenaren van SE Fireworks VOF zijnde de huurders tevens zijnde de drijvers van de inrichting SE Fireworks aan deTollenstraat te Enschede, respectievelijk hun advocaten.

 

Als derde punt werd gevraagd om openbaarheid en afschriften van alle stukken/documenten die vielen buiten de uitspraak van 8 november 2016 in de zaak AWB 16/2041

 

De raadsman van de heer Bakker betoogde dat de Commissie Oosting onderzoek deed naar de oorzaak, toedracht en bestrijding van brand na ontploffing in het Enschedese  vuurwerkbedrijf te Enschede op 13 mei 2000. Daarnaast moest de Commissie Oosting de directe gevolgen van de ramp onderzoeken, alsmede de organisatie van de zorg voor slachtoffers na de ramp.

 

Hierbij onthield de Commissie zich van uitspraken over schuld en aansprakelijkheid van betrokkenen. Naast het onderzoek door de Commissie Oosting verrichtte acht verschillende rijksinspecties en het openbaar ministerie onderzoek.

 

Daarnaast hebben advocaten onderzoek verricht ten behoeve van hun cliënten. De Commissie Oosting heeft met het openbaar ministerie in Almelo en het College een protocol afgesloten waarin de onderlinge afstemming van de onderzoeken was geregeld. In het instellingsbesluit van de Commissie Oosting zijn samenwerkingsafspraken tussen de Commissie en de inspecties neergelegd.

 

Getuigen hadden voor de Commissie Oosting geen wettelijke plicht om een verklaring af te leggen. Niet duidelijk is tot op heden of dit ook het geval was voor getuigen die beschikten over veiligheid- en technische gegevens. Artikel 2C lid l van de Wet rampen en zware ongevallen verplicht hen namelijk die gegevens aan het Enschedese  College van B. en W. te verschaffen. De vraag is dus of deze getuigen aan de Commissie Oosting deze gegevens moesten melden, gezien het feit dat de Commissie mede is ingesteld door het Enschedese College van B. en W. Niet is o.a. gebleken in het bestreden besluit dat naar deze stukken is gezocht. Is dit aan B. en W. ontsnapt of is destijds daarover niet nagedacht? Gelet op de aanwezige expertise komt dit reclamant Bakker niet logisch voor.

 

In de praktijk heeft niemand onder dwang een verklaring behoeven af te leggen. Maar dat betekent niet dat dan ook kan worden gesteld dat getuigen die verklaringen aflegden tegenover de Commissie Oosting geen getuigplicht of een verschoningsrecht hadden. Uit de openbare rapporten van de Commissie Oosting valt niet te distilleren dat er getuigen, raadslieden , en/of anderen een beroep zouden hebben gedaan op hun eventuele  professionele geheimhoudingsplicht. Niet is gebleken vanuit het openbare eind-rapport van de Commissie Oosting dat het verschoningsrecht is besproken bij de totstandkoming van het Instellingsbesluit.

 

De Commissie Oosting was verplicht om op grond van art. 160 en 162 Wetboek van Strafvordering van bepaalde strafbare feiten aangifte te doen. Uit verklaringen afgelegd voor de Commissie Oosting bleek dat bepaalde getuigen beschikten over informatie die voor het O.M. relevant was.

 

De Commissie Oosting nam hierover contact op met het O.M. en met instemming van de getuigen werd hun verklaring overgedragen aan het openbaar ministerie. De Commissie was zich er blijkbaar van bewust dat er een probleem zou kunnen ontstaan bij het horen van getuigen die zichzelf incrimineerden. Voor dit probleem had de Commissie Oosting geen oplossing bedacht. Wel had de Commissie Oosting van te voren afgesproken dat ze niemand geheimhouding zou beloven.

 

In het eindrapport van de Commissie Oosting werd slechts zeer summier de bouwplannen van voor 13 mei 2000 aangehaald als zijnde de ontwikkeling van de VINEX-Locatie Groot-Roombeek. Er zijn geen passages en stukkenverwijzing vanuit en naar de “gemeentelijke grondaankoper” aankooponderhandelingen verwerving van de litigieuze gronden/opstallen.

 

De raadsman van Bakker stelde ter hoorzitting bij de meeste gemeenten die aan-uitkoop in daartoe bestemde ordners worden bewaard o.a. ook i.v.m. de financiële begrotings- en jaarrekeningen alsmede verantwoording aan de gemeenteraad. De raadsman stelde dat er van wordt uitgegaan dat dit in Enschede zulks ook het geval is en vroeg daarvan akte.

 

In de zaak welke speelde voor de rechtbank Overijssel te Zwolle onder zaakno. ZWO 15/1795 is ingebracht als onderbouwing het rapport voorlopige bevindingen maatschappelijk belang openbaarmaking BIZ-rapport 25 aug. 2004. In voornoemd rapport, opgemaakt 22 december 2015, (BIZ-hypothese : bewuste misleiding van de rechter) wordt ook gewezen naar een hoorzitting van 24 juni 2014 ten gemeentehuize Enschede waarbij de gemeentelijke vertegenwoordiger (in het kader van een wobprocedure van Bakker om stukken boven water te krijgen) dat de Rijksrecherche dit al had onderzocht.

 

In contra-betoog stelde de raadsman van Bakker dat het de Enschedese Bezwaarschriften Commissie bekend is, althans het behoort de Commissie bekend te zijn, dat de Meervoudige Kamer van de Rechtbank Overijssel 3 mei 2016 Zaakno.: AWB 15/1795 na 12 jaar procederen heeft beslist dat het rapport (38 blz. en 101 bijlagen)  van het toenmalige politiekorps Gelderland-Midden van 25 augustus 2004 openbaar diende te worden gemaakt.

 

Ter hoorzitting stelde de gemachtigde van de gemeente Enschede dat die zaak nog niet onherroepelijk was en in Den Haag lag. De raadsman van Bakker betoogde dat de hoorcommissie een onjuist beeld werd voorgehouden omdat de Landsadvocaat had berust in de uitspraak van de Rechtbank Overijssel. Het 38 blz. tellende rapport met bijlagen is openbaar en de uitspraak van 3 mei 2016 zaakno. AWB 15/1795  heeft daardoor gezag van gewijsde verkregen.

 

Wat nog wel speelt bij de Raad van State is de vraag en het verzoek vanuit de Landsadvocaat, gedaan namens de Korpschef Nationale Politie, of alle namen van ambtenaren en bestuurders die in het rapport Gelderland- Midden voorkomen mogen worden weggelakt. Echter Bakker en diens raadsman zien daar de noodzaak niet van in omdat het handelen en uitoefenen vanuit hun functie van ambtenaar of bestuurder per definitie te maken heeft met hun taakuitoefening welke ten dienste staat van het openbare publiekrechtelijke belang.

 

In de tweede termijn herhaalde de vertegenwoordiger van de gemeente het gemeentelijk standpunt dat de bezwaren van Bakker ongegrond zouden zijn omdat o.a. reeds enige stukken over de verkoop van het perceel Tollenstraat 50 in de periode na 13 mei 2000 openbaar zouden zijn.

 

De Raadsman van Bakker pareerde het gemeentelijk standpunt met de opmerking dat niet alle stukken en daarbij behorende onderliggende stukken waren afgegeven en met name de onderliggende stukken van voor 13 mei 2000 m.b.t. uitkoop- schade en planschadevergoedings-onderhandelingen en verkrijgings-onderhandelingen t.b.v  nieuwe vergunningen voor een andere locatie die de gemeente Enschede heeft gevoerd voor 13 mei 2000  in het kader van de VINEX-stadsontwikkelingsplan Groot-Roombeek met de advocaat en adviseur van de eigenaar van het onroerend-goed Tollenstraat 50 en de advocaat van de huurders zijnde de voormalige werknemers van de vorige eigenaar.

 

Verder bracht de raadsman van Bakker in geding dat onder alle stukken ook bedoeld werd de onderliggende financiële stukken  behorende bij de gemeentelijke jaarrekeningen en begrotingen welke slaan op de kosten en  ontwikkelings-en voorbereidingsplannen in relatie met het gemeentelijk grondbedrijf m.b.t. projectrealisatie VINEXPLAN Groot-Roombeek over de jaren 1998 t/m 2005. De suggestie van de voorzitter omdat in een apart WOB-procedure te gieten werd door Bakker c.s. afgewezen omdat het reeds onderdeel uitmaakte van de huidige procedure.

 

Naar aanleiding van het verzoek van de voorzitter om nog meer duidelijkheid te krijgen nam Bakker zelf het woord en gaf daarbij aan dat hij o.a. ook alle stukken van de door de gemeente Enschede  ingeschakelde Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud mist.

 

De gemachtigde van de gemeente Enschede ging niet op de opmerkingen van partij Bakker in en bleef volharden in (zijn) gemeentelijke standpunt dat het besluit van B. en W. van Enschede van 13 september 2016 in stand diende te blijven.

 

De Enschedese bezwaarschriftencommissie verstrekt over enkele weken advies aan B. en W. van Enschede over deze zaak. 

Zie ook:https://emls.webnode.nl/news/tweede-kamer-in-eerste-lezing-akkoord-met-bepaling-over-het-recht-op-een-eerlijk-proces/ en https://emls.webnode.nl/search/?text=vuurwerkramp&type=2

 

============================== 

EMLS 

Utrecht / Haaksbergen, 31 mei 2017