Q-koortszaak na gegrond verzet opnieuw ter zitting bij de Raad van State gericht tegen de door provincie Overijssel afgegeven NBW-vergunning aan mega-geitenhouderij in de Nederlandse gemeente Hof van Twente (buurtschap Ambt Delden/Zeldam)

22-03-2016 10:14

De omwonenden in het buitengebied van Ambt Delden buurschap Zeldam op geringe afstand van Goor gemeente Hof van Twente protesteren en procederen vanaf 2009 tegen de komst van een mega-geitenhouderij. Zij worden bijgestaan door Rechtspraktijk BAWA uit Haaksbergen (NL)

 

De Raad van State deed uitspraak op 31 juli 2015 onder zaakno.: 201502765/2/R2 en verklaarde het beroep ongegrond o.a. onder verwijzing naar haar uitspraak van 13 juli 2011 zaakno.: 201008514/1/M3 en de uitspraak van 27 augustus 2014 zaakno.: 201307734/1/R2.

 

Tegen voornoemde uitspraak van 31 juli 2015 waarbij het beroep kennelijk ongegrond werd verklaard werd een VERZETSCHRFFT  in gediend op 19 augustus 2015 luidende :  

Uw uitspraak van 31 juli 2015 is ontvangen op 3 aug. 2015, ter zake het beroep tegen de beschikking van het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel d.d. 24 november 2014 waarbij Nbw-vergunning is afgegeven voor een Mega-geitenhouderij en tegen het op bezwaar door voornoemd College gegeven beschikking d.d. 30 maart 2015

 

Tegen de op rechtsgevolg gerichte beschikking d.d. 30 maart 2015, kenmerkno. 2015/0062027 van G.S. van Overijssel, waarvan beroep d.d. 24 november 2014,  was op alle onderdelen beroep ingesteld bij Uw Afdeling.

 

Ingevolge voornoemd “afdoen” is voornoemde GS-beschikking van 11 pagina,s welke wemelt van omissies en weglatingen in strijd met de Europese Richtlijnen in stand gebleven zonder rechterlijke toetsing omdat opposanten zijnde allen inwoners van de EU-lidstaat Nederland de door de Raad van State eerst beadviseerde toepasselijke wet niet kan laten toetsen aan de Grondwet omdat Nederland geen Constitutioneel Hof binnen haar landsgrenzen heeft als enigste EU-Lidstaat van de EU.

 

Dat de Natura-2000 gebieden geen verwevenheid beschikt t.a.v. ook  een goed leefkwaliteit  voor opposanten is een eigen vertolking van nationale opvatting doo de Raad van State (  zij behoort niet tot de rechterlijke macht) en is gebaseerd op een door de Raad van State zelf bedachte afstandsmaat welke zij ten onrechte tot jurisprudentie hebben verheven.

 

ONTVANKELIJKHEID

===================

Gelet op de toepasselijke termijn in deze zaak is de rechtsingang open tot en met 10 september 2015. Nu het verzet d.d. heden (19 augustus 2015) bij uw Afdeling aanhangig is gemaakt is sprake van een tijdige indiening weshalve opposanten ontvankelijk zijn te achten in hun formele verzet.

 

BEGIN VAN MOTIVERING VAN HET VERZET.

 

T.a.v. de “inhoudelijkheid” van de uitspraak van 31 juli 2015 worden een aantal met name genoemde opposanten, alstoen appellanten,  niet ontvankelijk verklaard door het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Echter opposanten hebben juist wel aannemelijk gemaakt dat milieugevolgen kunnen worden ondervonden. * Opposanten hebben niet slechts het zichtcriterium aangehaald doch ook o.a. gewezen op de gezondheidsrisico’s en de “vlucht” van q-koorts bacteriën ook vanwege mestverspreiding en verkleving aan compostdeeltjes.

 

Staatsraad mr. Th. C. van Sloten stelt zich op het standpunt dat een besluit niet wordt vernietigd door de Raad van State  op de grond dat het in strijd is met een  geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel , indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Reeds alleen al de opmerkingen van opposanten zowel bij GS als wel bij de Afdeling ter zake dat geen enkele kennis is bekomen van de inentingsbewijzen maakt het “afdoen” van deze zaak door voornoemde Staatsraad niet langer verdedigbaar. Art. 8:69a Awb   is strijdig met de Grondwet doch, zoals hierboven reeds is gesteld is ingevolge het “lelijk eendje van Europa art. 120 Grondwet”  het voor Nederlandse rechters verboden om de toepasselijke Nederlandse wet zelf te toetsen.

 

Al het door opposanten ingebrachte en gestelde bij G.S. van Overijssel en reeds in beroep t.o.v. Uw Afdeling gelieve U hier woordelijk herhaald als ingelaste mede-verzetsgronden te beschouwen, waarvan akte.

 

Het gestelde en alle onderliggende stukken welke door opposanten Jeukens en Stappenbeld zijn ingebracht in de zaak no. 201307734/1/R2 gelieve u hier woordelijk herhaald als ingelaste mede verzetsgronden  te beschouwen, waarvan eveneens akte.  

 

G.S. van Overijssel, bij uitstek belangenbehartiger van de bedrijfstak,  heeft daarbij geen eigen visie doch klampt zich krampachtig vast aan uitspraken van Uw Afdeling hopende op sjabloonwerking vanuit de Raad van State.  In casu gaat het niet om het zichtcriterium zoals hierboven reeds geduid.  Ten onrechte hebben GS van Overijssel de niet-ontvankelijkheid uitgesproken t.a.v. met naam genoemde reclamanten, thans opposanten. Blijkbaar vreest G.S. van Overijssel de gevolgen t.a.v. de export. *

 

De belangen die de Nbw beoogt te beschermen komen pas tot hun recht bij controle op de juistheid en volledigheid van de Nbw-vergunningsaanvragendoor het bevoegde gezag. Opposanten hebben de onregelmatigheden in de litigieuze aanvraag nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van zowel G.S. als wel bij Uw Afdeling.  Opposanten hebben geen antwoord gekregen.  Een goede controle strekt mede tot doel de bescherming van de individuele belangen van de bewoners in en rondom de natuurgebieden waaronder ook Natura-2000 gebieden gerekend. Als GS van Overijssel en in het verlengde ook de Raad van State “wegkijken” en daarbij art. 8:69a Awb  als escape gebruiken frustreert dat niet alleen de wettige belangen (gezondheidsbelangen) van opposanten maar ook de Europese wetgeving en  richtlijnen.

 

Al het gestelde in het beroep van 2 april 2015 wordt hier als mede-verzetsgronden herhaald waarbij opposanten vasthouden aan de eerbiedigende werking van art. 8 doch en art 1 protocol 1 EVRM alsmede art 6 en 13 van het EVRM  alsmede art 191 VWEU

Opposanten wensen te worden gehoord. Het gaat om hun gezondheidsbelangen voor nu en in de toekomst, waarvan akte !

 

De dato 20 augustus 2015 werd een AANVULLEND VERZETSCHRIFT  ingediend luidende:

Door de wijze van afdoen zonder zitting en de belemmering die art. 120 Grondwet opwerpt hebben opposanten geen reële toegang tot de rechter gekregen en zulks is dan strijdig  met de mensenrechten van hier opposanten.  Het fundamenteel rechtsbeginsel zoals is vervat in artikel 6 van het EVRM wordt via voornoemde gekunstelde constructie geweld aangedaan. Het handelsbelang van Nederland is blijkbaar groter dan het gezondheidsbelang van de Nederlandse inwoners in casus van hier opposanten !

 

Een eventueel contra-betoog van de Raad van State dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al medio 80e jaren stelt dat artikel 6 van het EVRM géén absoluut recht op toegang tot de rechter biedt en dat daarom een Staat die het Verdrag heeft geratificeerd regels mag stellen die dit recht beperken gaat i.c. niet op omdat o.a. de beperking geen rechtmatig doel dient, temeer nu de litigieuze vergunning is verleend op basis van onjuiste, althans gebrekkige gegevens bij de aanvraag en zelfs gedeeltelijk ontbreken van gegevens. De “verleende vergunning” i.c.m. met het afdoen via art. 8:69a Awb  heeft dan ook het karakter van : “U roept, wij draaien “.

 

De wetsgeschiedenis van artikel 8:69a van de Awb  (zie o.a. de Kamerstukken II 2009-2010, 32 450, nr. 3, blz. 20 zegt wel dat rechtsbescherming door de rechter gewaarborgd moet zijn voor iedereen die stelt in algemeenheid dat een rechtspositie is aangetast echter met restrictie dat niet iedere schending van een rechtsregel automatisch de rechtspositie van iedere belanghebbende aantast. Die algemene zin gaat in de onderhavige zaak niet op ook niet o.a.  omdat niet in beeld is gebracht op welke landbouwgronden de geitenmest is verspreid.

 

De conclusie die dan getrokken zou kunnen worden is dan ook deze dat in zijn algemeenheid het relativiteitsvereiste zoals bedoeld bij artikel 8:69a Awb  niet in strijd met artikel is 6 van het EVRM is doch dat zulks wel per casus moet worden bekeken en wel in vol beroep. Nu zulks niet is geschied is een fundamenteel rechtsbeginsel geschonden, waarvan akte !

Daar dient nog aan worden toegevoegd dat het recht op een eerlijk proces niet als uitgangspunt in de Nederlandse Grondwet is opgenomen en artikel 120 Grondwet de Nederlandse rechters de handen achter de rug vastbindt. Een belangrijk Hof, namelijk Constitutioneel Hof,  ontbreekt in Nederland en dat is een aanfluiting voor de democratische rechtsstaat die Nederland pretendeert te zijn. Want zolang Nederland geen Constitutioneel Hof binnen haar landsgrenzen heeft zal  het verbod op toetsing van wetten door rechters aan de Grondwet in Nederland blijven bestaan. Waarlijk een gotspe ! Een van de trieste voorbeelden is het gevecht van twee Nederlanders die worden geboycot om aan waarheidsvinding te doen om de ware toedracht van de Enschedese vuurwerkramp boven water te krijgen en tegen een gekunstelde muur van uitzonderingsbepalingen oplopen.

 

Op 6 oktober 2015 een VERZET-MEMORIE INGEDIEND  luidende:

Reeds geduide opposanten hebben d.d. 19 aug 2015 en 20 aug. 2015 respectievelijk verzet en eerste aanvullend verzetschrift bij u ingediend.

 

De dato 30 juli 2015 ( bij uw afdeling binnengekomen d.d. 3 augustus 2015)  dient G.S. van Overijssel via haar teamleider Vergunningverlening een verweerschrift in welke bij uw schriftuur d.d. 1 oktober 2015 aan ondergetekende ( gemachtigde) werd toegezonden.

 

Niet is gebleken dat de teamleider gemachtigd is om namens G.S. processtukken in te dienen in een sub-judice zijnde zaak. In casu klemt dit des te meer aangezien de Teamleider/GS hopen/weten dat uw Raad van State de kwestie slechts beperkt zullen toetsen waardoor de omissies t.a.v. de salderingscontracten en afbakeningen door de gemeentebesturen buiten schot zullen/moeten blijven. De overblijvende vraag is alsdan in hoever Provinciale Staten dan nog grip heeft op datgene wat GS doen c.q. laten doen. * (toelichting ter zitting)

 

De Teamleider/GS beperkt zich tot de ontvankelijkheid en het relativiteitsvereiste ex art. 8:69a Awb. Het bedrijfsleven wordt bediend ten koste van de natuur en het leefklimaat van diegenen die nabij het Natura-2000 gebied wonen waarbij ten onrechte de Teamleider/GS zich via het litigieuze verweerschrift zich het standpunt gesteld dat het plan de natuurlijke kenmerken van de in en om het plangebied liggende Natura-2000 gebieden niet zal aantasten.

De Teamleider heeft vanuit de afdeling waar hij werkt en waarvan hij blijkbaar leider is  kan om voor hem moverende redenen belang daarbij hebben dat het door de afdeling vergunningen “ontworpen product” zonder enig toezicht en/of wettelijke controle in stand te doen laten houden. Artikel 8:69a lokt bestuurs-en milieurechtovertredingen uit weshalve ook om die reden alleen al het verzet gegrond behoort te worden verklaard, waarvan akte.

 

De Raad van State had zelf ook veel moeite met invoering door de Wetgever van art. 8:69a van de Awb. 

Naast het gezondheidsaspect is er het aspect van art. 1 protocol 1 EVRM. Het eigendomsrecht wordt aangetast in die zin dat onroerend goed gelegen nabij een mega-geitenhouderij het woongenot ernstig belemmerd reeds alleen al vanwege de onzekerheden en daardoor eveneens onverkoopbaar wordt.   *  (toelichting ter zitting)

Het criterium “de directe leefomgeving” wordt door de Teamleider/GS Provincie Overijssel

vanuit een ambtelijke tunnelvisie verkokerd kijkend omarmd onder verwijzing naar hapklare jurisprudentie van uw Afdeling  zonder daarbij aan te geven waarom de afstandsmaat  altijd opgaat voor alle gevallen. Opposanten menen dat i.c. het nu tijd is om de rechter en uw Afdeling als hoogste bestuursrechtsprekende instantie in Nederland toe te staan (o.a. vanwege het ontbreken van een Constitutioneel Hof)  dat in concrete zaken zoals de onderhavige de grondrechten uit de Nederlandse Grondwet voor te laten gaan op de toepassing van de wet i.c. art. 8:69 Awb, waarvan akte.

 

Nu reeds is betoogd door opposanten dat in casu aan de kennelijkheid een andere betekenis moet worden toegekend ligt ook om die reden het in de rede om het verzetschrift gegrond te verklaren.

 

Vervolgens werd er 20 oktober 2015 een rekest ex art. 8:12a Awb ingediend. Zie : https://emls.webnode.nl/news/beroep-op-het-voorzorgsbeginsel-ex-art-91-lid-2-juncto-artikel-168-van-het-verdrag-werking-van-de-europese-unie-in-een-nederlandse-q-koortszaak/

 

Bij uitspraak d.d. 22 februari 2016 verklaarde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzet gegrond o.a.  o.g.v. overwegingen dat in de uitspraak, waarvan verzet, niet ingegaan was op he betoog van appellanten in hun beroep inzake strijd met de artikelen 6, 8 en 13 EVRM en artikel 1 van het eerste protocol van het EVRM.

 

In de verzetsuitspraak werd bepaald dat daardoor de uitspraak van 31 juli 2015 is vervallen en de rechtszaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

 

Bij oproepingsbrief van 21 maart j.l. heeft de Raad van State partijen opgeroepen voor de behandeling ter zitting van vrijdag 22 april 2016.

===============================

EMLS ( annotatie )

 

22 februari 2016 is het verzetschrift gegrond verklaard.

Het verzet was gericht tegen de negatieve uitspraak van de Raad van State d.d.  31 juli 2015.

Door de gegronde verzet-uitspraak is de negatieve uitspraak van 31 juli 2015 vervallen en is

de hoofdprocedure weer gaan herleven.  De Raad van State heeft partijen opgeroepen om te

verschijnen te Den Haag t.b.v. de zitting die wordt gehouden op vrijdag 22 april 2016, aanvang 13.45 uur

Desgevaagd aan BAWA zal ter zitting  o.a. worden betoogd  dat voor belanghebbendheid het voldoende

aannemelijk isgemaakt, gelet op de vlucht die een q-koortsbacterie kan nemen via de wind,  dat zowel 

t.a.v. omwonenden ter plaatse van hun woningen en hun percelen  gevolgen van enige betekenis kunnen 

worden ondervonden, ook mede vanwege het uitrijden t.b.v. verspreiden van geitenmest.

De zitting is ook van belang voor uw overige buurtgenoten die in eerste instantie mee hebben

geprocedeerd doch waarvan de RvS oordeelde dat zij te ver weg woonden.

Deze zaak is feitelijk ook van groot belang voor bewoners van de woonwijk Heeckeren  in Goor die in

vogelvlucht naast gelegen is, vlakbij bij de litigieuze mega-geitenhouderij.

 

Utrecht / Haaksbergen, 22 maart 2016